Bron:  Martín Delgado, 
Internationalist 360° 4 februari 2021 ~~~ 

Eind 2020 ging het nieuwe boek van de historische linkse inheemse leider en voormalig president van Bolivia, Evo Morales Ayma, in verschillende Zuid-Amerikaanse landen in de verkoop. Het werd geschreven tijdens zijn ballingschap in Buenos Aires, waarin de afgezette president reflecteerde op de context en het proces van de staatsgreep in Bolivia, de plundering van het land door de dictatoriale regering, de internationale standpunten voor of tegen de dictatoriale regering, zijn politieke ballingschap, het verzet van de Boliviaanse volkeren, een balans van zijn presidentiële administratie en herinneringen aan zijn kindertijd en jeugd en hoe hij de leider werd die hij vandaag is. Het boek voorspelt zelfs de triomf van het Arce-Choquehuanca lijst met meer dan 55 procent bij de Boliviaanse verkiezingen op 18 oktober 2020. Het is een essentieel boek voor onze linkse en anti-imperialistische strijdbaarheid in de 21e eeuw.

Een verteller die het volk vertegenwoordigt

Dit tweede boek van Evo (het eerste is “Mijn Leven, van Orinoca tot het Verbrande Paleis”) is op een heel bijzondere manier geschreven, alsof hij zelf rechtstreeks tot ons spreekt. Met die typisch Boliviaanse manier van spreken, waarvan de moedertaal niet Spaans is, maar Aymara of Quechua. Op die manier vertelt de tekst ons impliciet dat we geen boek lezen van een blanke of Latijns-Amerikaanse “Criollo”, maar van iemand die inheems is, die altijd heeft deelgenomen aan de strijd op dit continent, maar die meestal onzichtbaar is voor de blanke bevolking, zelfs in ruimtes waar linkse militanten actief zijn.

Een andere manier waarop de tekst ons laat weten dat we te maken hebben met een inheemse verteller zijn de constante verwijzingen naar inheemse gebruiken in de Andes, inheemse termen, recepten van traditionele inheemse medicijnen (wanneer verwezen wordt naar de manier waarop mensen omgaan met de COVID-19 pandemie) en beschrijvingen van traditionele vormen van teelt onder inheemse boeren in de Tropen van Cochabamba. We kunnen dit ook zien in de nadruk die hij legt op de drie wetten van de Inkario Ama Llulla (wees geen leugenaar), Ama Sua (wees geen dief) en Ama Quella (wees niet lui) die zijn vader hem heeft geleerd en die hem hebben geleid in zijn regering. Hij plaatst de inheemse moraal in de regering tegenover de moraal van de Criollos in de regering van de oppositie.

Het is ook te zien in zijn religieuze opvattingen en spiritualiteit, aangezien hij zich identificeert met de God van het Christendom en tegelijkertijd met Pachamama (Moeder Aarde), zoals de meeste inheemse volken in Bolivia en Latijns-Amerika die hun voorouderlijke spiritualiteit in stand houden, maar tegelijkertijd het Christendom erkennen dat met de kolonisatoren is meegekomen. Hij is dus een verhalenverteller die een echte vertegenwoordiger is van de inheemse volkeren.

Het inheemse wereldbeeld dat door het hele boek heen loopt is duidelijk te zien in zijn verwijzingen naar dromen. In het wereldbeeld van de Andes en in dat van andere inheemse culturen zijn dromen belangrijk omdat de geesten erdoor tot ons spreken en we ons leven beter onder ogen kunnen zien. Het boek begint met een verwijzing naar een terugkerende droom van Evo, waarin de staatsgreep voorspeld werd waar hij mee te maken zou krijgen. Op dezelfde manier eindigt het boek met een droom die hij had toen hij naar Mexico was ontsnapt, waar hij droomde over Salvador Allende en zijn laatste toespraak toen hij werd aangevallen in het Palacio de La Moneda.

Bij het lezen van het boek kunnen we zien wat Evo in zijn kindertijd en jeugdjaren kenmerkte, wat historisch gezien zijn strijd motiveerde van een cocatelende boerenleider tot zijn regeringsbestuur en politieke beslissingen in de context van de staatsgreep. De voormalige president spreekt over de extreme armoede waarin hij als kind moest leven, en verklaart dat “ik niet zou willen dat er nog een kind als Evo zou zijn” (blz. 55). Hij spreekt ook over zijn inspanningen om de extreme armoede uit te roeien in een land dat het op één na armste land van het continent werd, na Haïti. Een andere reden voor zijn politieke engagement is de strijd tegen het Amerikaanse imperialisme, waarbij hij vermeldt hoe in de jaren tachtig de DEA het land praktisch regeerde. Een gebeurtenis die hem heeft getekend was toen hij als cocaboer werd onderdrukt door Boliviaanse troepen onder bevel van DEA-agenten in de zogenaamde “Oorlog tegen Drugs” die de Amerikaanse regering in Bolivia aan het ontwikkelen was. “Ik kon niet geloven dat buitenlanders uit de Verenigde Staten, geüniformeerd en gewapend, op ons aan het schieten waren,” vermeldt hij (blz. 62).

Een andere verwijzing naar zijn kindertijd en de eerste stappen van zijn politieke vorming is zijn relatie met zijn neef en zijn oom, die behoorden tot een marxistisch-leninistisch-maoïstische communistische partij. Hij beschrijft hoe zijn nicht ook in het Chili van Allende leefde en de staatsgreep van Pinochet meemaakte, waarbij zij zichzelf dankzij tussenkomst van het Internationale Rode Kruis redde. De tragedie van Allende is een spook dat door de tekst waart en iets in Evo’s gedachten tijdens de omverwerping en ballingschap.

Over imperialisme

Het werk betrekt de werkelijkheid van het imperialisme, om de politieke en sociale conjuncturen in Latijns-Amerika te analyseren. Een concept dat onder invloed van de westerse socioloog Anthony Giddens door een deel van links terzijde is geschoven. De auteur toont aan dat het imperialisme in Latijns-Amerika nog steeds actief is en dat daarom elk emancipatoir project anti-imperialistisch moet zijn.

In zijn beschrijvingen van de politieke controle die de DEA in de jaren tachtig en negentig in Bolivia had, wordt duidelijk dat de relatie tussen het Zuid-Amerikaanse land en zijn noorderbuur alleen koloniaal kan worden genoemd. Boliviaanse wetten werden zelfs door Amerikaanse diplomaten in het Engels opgesteld om later in het Spaans te worden vertaald en uitgevoerd. Hun gewelddadige anti-drugsbeleid diende niet zozeer om de drugshandel te bestrijden, maar veeleer om de inheemse boerenbevolking onder controle te houden en hen te beroven van het land dat zij bewoonden. Boliviaanse politici werden opgeleid in Noord-Amerikaanse instellingen (zoals “Goñi” Gonzalo Sánchez de Lozada het paradigmatische geval is). Zelfs de internationale organisaties van de V.S. die naar de inheemse gemeenschappen gingen om “advies” te geven, vermelden dat het allemaal een pantomime was om het vertrouwen van de plaatselijke bevolking te winnen. Bovendien heeft de “opleiding” die zij gaven nooit gediend om de inheemse gemeenschappen uit de armoede te halen; dit alles terwijl de streek van de Tropen van Cochabamba gebruikt werd als een militaire basis van de DEA.

Evo zegt dat ze ook de aanwezigheid van imperialisme konden zien in de manier waarop de Amerikaanse ambassadeur en de agenten van buitenlandse zaken zich voortdurend bemoeiden met de Boliviaanse binnenlandse politiek. Evo verbrak de diplomatieke betrekkingen met de Verenigde Staten in het midden van de crisis vanwege de insubordinatie van de departementen in het laagland en het bijna ontketenen van rassenoorlogen tussen de criollos en de inheemse bevolking in 2008. Nog een bewijs van de Amerikaanse inmenging was het feit dat de eerste daad van de dictatuur van Añez de heroprichting van de Amerikaanse ambassade was en de terugkeer van de DEA naar het land.

Zoals de auteur opmerkt, heeft het Amerikaanse Imperialisme niet alleen in Bolivia ingegrepen. Evo heeft het over bepaalde Europese leiders die hem het recht ontzegden om over hun luchtruim te vliegen ten tijde van zijn presidentschap. In 2013 werd de Boliviaanse president, onder het voorwendsel dat Edward Snowden in het Boliviaanse presidentiële vliegtuig reisde, geïsoleerd en liep hij het gevaar te worden neergeschoten in het Europese luchtruim. Deze gebeurtenis weerspiegelt dat Europese landen, vanwege hun militair-politieke alliantie met de Verenigde Staten via de NAVO, worden onderworpen als de oorlogshonden van de Verenigde Staten.

De analyse van het imperialisme laat ook zien hoe het neoliberalisme zich aan het eind van de jaren zeventig en in de loop van de jaren tachtig in Latijns-Amerika heeft verspreid en hoe fascistisch extreem-rechts zich momenteel op dit continent uitbreidt. Het is duidelijk dat de Verenigde Staten extreem racistisch rechts hebben aangemoedigd om de populaire en plurinationale regering omver te werpen.

In tegenstelling tot de kapitalistische kernlanden, waar het fascisme een imperialistische roeping heeft, is het fascisme in onze regio onderdanig aan internationale mogendheden die zich aan perifere landen opdringen. Fascisme in deze context is eerder gericht op interne controle van de bevolking dan op de expansie van hun land. Daarom is, in economische termen, het Boliviaanse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid met socialistische en communautaire trekjes, zelfs efficiënter geweest voor het nationale kapitalisme dan het neoliberalisme. Dit versterkt de economische afhankelijkheid van Bolivia, waardoor ontwikkeling onmogelijk wordt. In economische termen beantwoordt de staatsgreep aan de belangen die naar een economisch afhankelijk en diep ongelijk Bolivia streven. De coupplegers zijn tegen nationale ontwikkeling en gelijke kansen.

Over racisme

Evo analyseert degenen die de staatsgreep en de dictatoriale regering hebben geleid en hoe diep racisme hen kenmerkt. Hij onderzoekt hoe het kan dat na de grondwetshervorming van 2009, toen inheemse volkeren werden erkend en de Plurinationale Staat werd opgericht, zo’n virulent en diepgaand racisme bestaat. Hier wordt een genealogie gemaakt van het Boliviaanse extreem-rechts, in het bijzonder van de Cruceño Camacho. Deze groepen hebben hun ideologische matrix in Banzerismo (rechtvaardigers van de Hugo Banzer dictatuur 1971-1978 en Operatie Condor) en in Falangisme (een stroming die zich aan de zijde schaarde van Francisco Franco in zijn reactie tegen de regering van het Volksfront en de Spaanse Republiek). Deze politieke genealogie toont de (in hun ogen) rechtvaardiging van de militaire dictaturen van de jaren ’70 en het meest reactionaire fundamentalistische katholicisme van Franco, inherent aan Bolivia’s en Zuid-Amerika’s extreem-rechts.

Het is duidelijk dat deze recalcitrante fundamentalistische katholieken en woedende anticommunisten een regering onder leiding van een inheemse persoon, die inheemse spirituele praktijken nieuw leven inblaast en bevordert, christelijke indoctrinatie in inheemse gemeenschappen beperkt, de industrie nationaliseert en een herverdelend overheidsbeleid voert voor de meest achtergestelde sectoren, als een afschuwelijke regering beschouwen.

Maar in een diepere analyse is het racisme in Bolivia niet alleen te wijten aan een extreem-rechtse nostalgie naar militaire en ultra-katholieke dictaturen, maar ook aan de geldigheid van koloniale structuren. Net als de rest van Latijns-Amerika is Bolivia een land waarvan de centrale sociale verhoudingen werden gevormd in de Spaans-koloniale periode. Vandaar dat de blanke elite meent te moeten heersen over de inheemse massa’s. Vandaar dat de criollos en hun fundamentalistische katholicisme de inheemse volkeren en hun rituelen of hun gesyncretiseerde christendom verachten. Vandaar dat de economische elite van het land gewend is om de rentmeesters te zijn van het grote internationale kapitaal en nooit inzet op nationale ontwikkeling.

Zoals Evo zegt: “Het is een klassenkwestie.” In Bolivia, zoals in veel regio’s op het continent, kruisen klasse en etniciteit elkaar. De volkse sectoren zijn van inheemse afkomst, terwijl de elites van Europese afkomst zijn. Daarom is de strijd tegen racisme een onderdeel van de klassenstrijd, en klassenstrijd vertaalt zich in veel gevallen in rassengeschillen. Dit verband tussen de strijd voor de waardigheid van de inheemse volkeren en de klassenstrijd tegen het imperialisme wordt opnieuw bevestigd in verschillende historische verwijzingen die Evo maakt. Vooral in de verwijzingen naar de revoluties geleid door Tupaj Katari (1780-1781) en Zarate Willka (1899).

Het snijpunt tussen sociale klasse en etniciteit komt ook naar voren wanneer hij het heeft over hoe de COVID-19 pandemie de volkse sectoren van Bolivia heeft getroffen. Het gebrek aan sociaal beleid van de dictatoriale regering om de economische crisis in de volkse sectoren te verlichten, wordt toegeschreven aan de necro-politieke logica van de dictatoriale regering en de klasse-achtergrond van de regeringsleden. Omdat zij tot de hogere klasse behoren en blank zijn, hebben zij geen begrip voor de huishoudelijke economie van eenvoudige inheemse gezinnen. Zij begrijpen niet dat veel gezinnen leven van informele handel, en dat zij zullen verhongeren als deze wordt afgesneden. Het probleem van de klasse-achtergrond is niet alleen te zien bij de heersende sectoren van de Boliviaanse staatsgreep, en de meeste regeringen in de regio, maar zelfs bij een belangrijk deel van links, dat afkomstig is uit een klasse-sector die de specifieke behoeften van de volks- en inheemse sectoren niet begrijpt.

Evo’s Ideologie

Doorheen het boek kun je de duidelijke politieke ideologie van Evo zien; dit kan een politieke gids zijn voor vele sectoren van links die geen duidelijk politiek kompas hebben. Zijn ideologie zou kunnen worden samengevat als “revolutionair nationalisme,” of zoals ze in Argentinië zeggen, “Nationaal en Populair,” alleen moeten we aan dit “populaire” de inheemse component toevoegen. Het zou een sterk anti-imperialistisch volks-gemeenschapsnationalisme zijn. In feite is de enige ideologische zelfbeschrijving die Evo gebruikt die van “anti-imperialist”. Hieraan moet worden toegevoegd dat Evo zijn bewondering uitspreekt voor Fidel Castro, Allende, Hugo Chávez, Ernesto “Che” Guevara, Tupaj Katari en Zarate Willka.

Hoewel hij scherpe kritiek heeft op het kapitalisme, is zijn economisch voorstel niet voor honderd procent antikapitalistisch, aangezien hij vasthoudt aan privé-eigendom. Het is echter wel een absoluut anti-neoliberaal voorstel. Bovendien kunnen we zeggen dat van alle progressivismen in Latijns-Amerika, het Boliviaanse het meest heeft uitgedaagd en gebroken met de neoliberale logica. Zij hebben een nationale kapitalistische ontwikkeling doorgevoerd zonder afhankelijk te zijn van internationale kredietorganisaties zoals het IMF, de Wereldbank of het Millennium Account. Het is een industrialisatie zonder afhankelijk te zijn van multinationale ondernemingen, waar de staat een belangrijke rol speelt naast het nationale kapitaal, waar basisdiensten zoals onderwijs, gezondheidszorg, water, sociale zekerheid, gas van de staat zijn en niet particulier. Een economisch model waarin het land vrij is van economische afhankelijkheden van internationale kredietorganisaties en vrij van de inmenging van multinationale ondernemingen. Waar naast nationaal kapitaal, staatsbedrijven en een sterke verzorgingsstaat ook privé-eigendom wordt erkend samen met een stimulans voor inheemse gemeenschappen door steun voor hun eigen economische productie.

Zijn politieke visie heeft ook een kritisch humanisme en respect voor de mensenrechten, internationale solidariteit met de volkeren van het Zuiden en een afwijzing van elke vorm van inmenging door de landen van het Noorden. Hij biedt ook steun aan allen die daarom vragen, een eigenschap die hij in stand houdt dankzij wat hij van de Cubanen heeft geleerd: delen wat je hebt. Verder spreekt Evo over de afwijzing van buitensporig staatsgeweld, waarbij hij het geweld van de politie en de strijdkrachten veroordeelt. Hij benadrukt dat er tijdens de politieke crisis die hem ten val bracht niemand is gedood, ondanks de gewelddadige rechtse betogingen tijdens de staatsgreep. In de eerste 10 dagen na de staatsgreep zijn er echter 40 moorden gepleegd, 400 gewonden gevallen en meer dan 1.000 mensen in hechtenis genomen. Ze hebben hem een “dictator” genoemd, hoewel hij weigerde repressie te gebruiken omdat hij die in zijn eigen leven verschillende keren heeft meegemaakt.

Evo erkent dat hij hetzelfde had kunnen doen als Allende of Che tijdens de staatsgreep, door zich ofwel in het presidentieel paleis te barricaderen, ofwel naar de jungle te trekken en daar een parallelle regering te organiseren. Beide opties zouden echter een bloedbad voor het Boliviaanse volk betekenen. Om geen burgeroorlog te ontketenen, gaf hij er de voorkeur aan de omverwerping te aanvaarden en in ballingschap te gaan, om vervolgens vanuit Argentinië het verzet te reorganiseren en de democratie te herstellen.

Zijn politieke voorstel is gebaseerd op wat hij ziet als “economische bevrijding gekoppeld aan politieke, ideologische bevrijding” (blz. 148). Zoals hij stelt, moet er een hervorming van de staat komen, een paradigmaverschuiving gebaseerd op duizendjarige culturele wortels en een economische ontwikkeling gebaseerd op de economische soevereiniteit en zelfvoorziening van het land. Zoals hij stelt, “heeft een politieke, ideologische bevrijding, zonder economische bevrijding niet veel zin”. Zo plaatst hij vraagtekens bij de democratische overgangsprocessen in de meeste Latijns-Amerikaanse landen waar wel politieke democratie werd bereikt, maar wij economisch afhankelijk blijven, wat ons weer in slavernij heeft meegesleurd. Het is ook een kritiek op bepaalde integrationistische tendensen en indigenistische identiteitspolitiek. In plaats daarvan moet er sprake zijn van wettelijke en culturele erkenning van inheemse volkeren en van erkenning van gemeenschapsbezit en economische herverdeling.

Op deze manier overwint Evo de heersende dichotomie (tweestrijd) op links in onze tijd, waar aan de ene kant sommigen alleen maar strijden voor “identiteitspolitiek” en aan de andere kant er zijn die strijden voor “de verovering van brood”, terwijl het in werkelijkheid twee kanten van dezelfde medaille moeten zijn. Wij moeten tegelijkertijd strijden voor de verovering van het brood en voor identiteitspolitiek. In zijn visie zou “politieke bevrijding” de opbouw van de Plurinationale Staat en intercultureel beleid zijn, terwijl “economische bevrijding” een “soeverein Bolivia” zou zijn, onafhankelijke en inclusieve economische ontwikkeling.

Tot slot moeten we zeggen dat we ons met deze tekst verdiepen in de gedachten en strijd van het enige Latijns-Amerikaanse land dat, nadat het het slachtoffer was geworden van een zeer gewelddadige staatsgreep, in slechts één jaar tijd zijn democratie op straat heeft hersteld. Noch Honduras, noch Guatemala, noch Paraguay, noch Brazilië hebben bereikt wat Bolivia heeft bereikt. Het is tijd dat wij het grote revolutionaire en ideologische potentieel van de volkeren van Bolivia erkennen. Daarvoor is er dit boek.