Bron: Larissa Ramina - GGN 
DeWereldMorgen 3 mei 2021 ~~~   

De stelling van voormalig president van Brazilië Luis Inacio ‘Lula’ da Silva dat zijn vonnis voor corruptie een door de VS geleide operatie was om hem, met behulp van een partijdige rechter, politiek uit te schakelen werd door de grote media weggelachen. Niet meer. Le Monde bevestigt wat iedereen sindsdien weet: dit was een door de VS opgezette beschadigingsoperatie en inmenging in de interne politiek van een ander land.

“Een magistraat die “tendentieus” blijkt te zijn, soms zelfs onwettig handelde en te werk ging in de schaduw van de VS: de omvangrijkste anticorruptie-operatie uit de Braziliaanse geschiedenis draaide uit op het grootste juridische schandaal uit diezelfde geschiedenis”.

Zo begint een reportage op 9 april 2021 van Gaspard Estrada en Nicolas Bourcier in Le Monde met als titel: “Schipbreuk van de anticorruptie-operatie “Lava Jato[1]” in Brazilië”.

Deze reportage geeft inzicht in de manier waarop het Braziliaanse justitiesysteem werd gemanipuleerd en dienstbaar gemaakt aan de geopolitieke belangen van de VS, met de misdadige en onderdanige medewerking van functionarissen uit de Braziliaanse publieke sector, aangevoerd door rechter (en later minister van justitie onder Bolsonaro, nvdr) Sérgio Moro en zijn volgzame acolieten.

Strikt genomen zijn de doelstellingen van de VS met betrekking tot Latijns-Amerika en de Caraïben niet veranderd tussen de tweede helft van de 20ste eeuw en nu. Hun doel is nog steeds het behoud van de controle over de regio, die als de VS-achtertuin wordt gezien. Wat wél veranderde, zijn de strategieën die nu worden aangewend om die doelstellingen te verwezenlijken.

In de vorige eeuw werden nog tanks en ander wapentuig ingezet om bloedige pro-Amerikaanse dictaturen in het zadel te helpen. In de huidige eeuw bleken die strategieën niet meer haalbaar. Daarom even terug naar vroeger.

In het boek Opéración Cóndor – 40 años después (Operatie Condor, 40 jaar later) uit 2016 zegt de Spaanse gewezen rechter Baltasar Garzón het volgende: “Operatie Condor maakte deel uit van een complex interamerikaanse contrarevolutionair systeem dat werd uitgewerkt door functionarissen van de Noord-Amerikaanse buitenlandpolitiek. Vanwege zijn transnationale opzet vormde Condor een aanvulling op het repressieve beleid dat militaire regimes in Zuid-Amerika op hun eigen grondgebied voerden”.

Enkele analisten merkten al op dat we thans mogelijkerwijs getuige zijn van de implementatie van een soort Condor II-plan. Daarbij worden nieuwe technieken aangewend om de regio te onderwerpen. Deze technieken komen in de plaats van traditionele strategieën zoals directe militaire interventies en assistentie bij staatsgrepen.

Strategen geven die nieuwe technieken namen als ‘onrechtstreekse’, ‘onregelmatige’ of ‘asymmetrische’ oorlogen, ook ‘hybride’ oorlogen of oorlogen ‘bij volmacht’ (by proxy), een term die ooit werd gesuggereerd door de Noord-Amerikaanse analist Andrew Korybko.

Hybride oorlogen zijn nieuwe oorlogsstrategieën in twee fasen: een fase van gedirigeerde kleurenrevolutie gevolgd door een niet-conventionele oorlogsfase. In Brazilië kreeg deze eerste fase de bijnaam “de dagen van juni 2013”. Vandaag weten we dat deze beweging geenszins spontaan was, maar net als de revoluties van de Arabische Lente in het buitenland werd voorbereid.

Ze moest bij een bepaald deel van de bevolking een consensus genereren zodat straatprotesten zouden uitbreken zonder dat de deelnemers er zich rekenschap van gaven dat ze werden gemanipuleerd. De demonstranten zouden in de waan verkeren dat ze voor hun eigen ideeën opkwamen, terwijl die ideeën hen eigenlijk door buitenlandse agenten werden voorgekauwd. Dit verklaart waarom spontane protesten tegen de verhoging van het openbaar vervoer zo snel omsloegen in protesten tegen de regering van de Arbeiderspartij PT (onder leiding van president Dilma Rousseff, opvolgster van president Lula, nvdr).

De tweede fase van deze hybride oorlog, de niet-conventionele oorlogsfase, vond bijna gelijktijdig plaats, meer bepaald op het moment dat Dilma Rousseff onder zware politieke druk twee wetten bekrachtigde, die in hoge mate geïnspireerd werden op het accusatoire strafstelsel[2] van de VS, waarbij de organen van het Openbaar Ministerie meer macht krijgen.

In de praktijk functioneren deze organen onder instructie van het ministerie van Justitie (DOJ) van de VS. De eerste was Anticorruptiewet 12.846/13 die de burgerlijke en administratieve aansprakelijkheid van rechtspersonen vastlegt, die feiten pleegden tegen de openbare sector in Brazilië en in het buitenland, met bijzondere focus op feiten van corruptie.

Ze kwam er onder zware druk van de werkgroep van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) die zich buigt over corruptie bij internationale commerciële transacties. Deze werkgroep stond onder sterke invloed van de VS sinds Brazilië de OESO-Anticorruptieovereenkomst heeft geratificeerd.

Deze Braziliaanse wet omvatte de meeste mechanismen die tevens voorzien zijn in de fameuze VS Wet over Corruptiepraktijken buiten het eigen grondgebied, de FCPA (Foreign Corrupt Practices Act). De FCPA wordt beschouwd als het belangrijkste instrument van het Noord-Amerikaanse economische imperialisme.

Deze wet maakt het mogelijk astronomisch hoge boetes op te leggen aan buitenlandse bedrijven, zodat die uiteindelijk zelfs failliet kunnen gaan. Het was de Braziliaanse Anticorruptiewet van 2013 die aan het Amerikaanse ministerie van Justitie (DOJ) de mogelijkheid gaf sancties op te leggen aan Braziliaanse bedrijven als Petrobras en Odebrecht, volgens de bepalingen van diezelfde FCPA-wet.

De tweede wet die Dilma goedkeurde was de Wet 12.850/13 die het begrip ‘georganiseerde misdaad’ definieerde en strafbemiddeling mogelijk maakte in geval van strafzaken waarbij criminele organisaties betrokken waren. Ook voorzag ze in technieken ter onderschepping van communicatie. Deze wetten traden al in voege vanaf 17 maart 2014, startdatum van Operatie Lava Jato.

Deze operatie werd op touw gezet door Rodrigo Janot, toenmalig Procureur-generaal van de Republiek. Janot stelde procureur Pedro Soares aan als leider van de operatie. Enige tijd later werd Soares wegens onenigheid met rechter Sérgio Moro vervangen door Deltan Dallagnol.

“Dallagnol assisteert Moro niet alleen bij de afhandeling van Operatie Lava Jato; gaandeweg zou hij de voornaamste steunpilaar van de rechter worden”, schrijft Le Monde. In september van hetzelfde jaar publiceerde het Witte Huis zijn “wereldwijde anticorruptie-agenda” die, zoals Le Monde meldt, “stipuleerde dat de strijd tegen de corruptie in het buitenland (aan de hand van de FCPA) doeleinden van buitenlandse politiek mag dienen, in het belang van de nationale veiligheid”.

In geen tijd zette Operatie Lava Jato het discours over corruptiebestrijding bovenaan de nationale agenda. Mede dankzij de onvoorwaardelijke steun van de grote Braziliaanse mediabedrijven werd al gauw de perceptie gecreëerd dat alle kwaad voortkwam uit de Partido dos Trabalhadores (PT) en in grote mate belichaamd werd door toenmalig presidente Dilma Rousseff en gewezen president Lula.

Zo werd het volmaakte klimaat geschapen voor de feitelijke staatsgreep van 2016 (de afzetting van president Dilma Rousseff) en voor het begin van een juridische oorlog in Brazilië, als onderdeel van de tweede fase van de hybride oorlog.

Hier past het even in herinnering te brengen dat Edward Snowden in 2013 een boekje opendeed over de spionageactiviteiten van het NSA (National Security Agency) in Brazilië. Hierbij werden hooggeplaatste functionarissen van de federale regering bespioneerd, met inbegrip van presidente Rousseff zelf. Petrobras was echter het voornaamste doelwit.

Tegelijk kreeg een federale onderzoeksrechter vanuit één bron – een geldwisselaar op de zwarte markt (zie voetnoot 1) – toegang tot een grote hoeveelheid documenten over Petrobras. In die tijd was het niet duidelijk hoe die informatie boven water was gekomen. Aangenomen werd evenwel dat de modus operandi van de juridische oorlog toen al werd uitgerold.

Deze strategie voorzag niet in zaken als de training van soldaten uit Latijns-Amerika in de School of the Americas maar in de opleiding van juridisch personeel aan de hand van vormingsprogramma’s. Hierbij was het onmiskenbaar de bedoeling regeringen omver te werpen die weerstand boden aan het neoliberale offensief van de VS.

Ogenschijnlijk was dit proces democratisch, maar eigenlijk werd er op een perverse manier gebruik gemaakt van de de wet en de rechtspraak en van juridische organen en hun vertegenwoordigers.

Zoals blijkt uit zijn eigen curriculum volgde Sérgio Moro in juli 1998 de cursus Program of Instruction for Lawyers aan de Harvard Law School. Ook nam hij deel aan het International Visitors Program, in 2007 georganiseerd door het ministerie van Buitenlandse Zaken van de VS.

In het kader van dit programma werden bezoeken afgelegd aan agentschappen en instituten belast met de preventie van en de strijd tegen witwaspraktijken, zoals de FBI, de CIA, het ministerie van Justitie en het ministerie van Buitenlandse Zaken. Wikileaks maakte een rapport naar het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken openbaar van het seminarie “Projeto Pontes” van 2009.

Dit seminarie voorzag in de opleiding van funtionarissen van de rechterlijke macht, van het Openbaar Ministerie en van de Latijns-Amerikaanse federale politie. Hierover schrijft Le Monde “dat dit seminarie gericht was op de toepassing van de Amerikaanse werkmethodes (werkgroepen voor corruptiebestrijding), juridische doctrine (kroongetuigen in het bijzonder) en bereidheid tot informele deling van informatie, zonder de bepalingen van de bilaterale overeenkomsten inzake juridische samenwerking te honoreren”.

Sérgio Moro nam actief deel aan dit seminarie en fungeerde gewillig als woordvoerder van de buitenlandse deelnemers en van zijn eigen belangen die in schril contrast stonden met de nationale Braziliaanse belangen. Vanaf dat moment werden de intieme en promiscue banden tussen de gewezen rechter en zijn acolieten aan de ene kant en de Amerikaanse agentschappen aan de andere alleen maar hechter.

Le Monde schrijft dat “het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken in hoge mate bezorgd was omtrent het Braziliaanse politieke project dat gericht is op de economische integratie van Zuid-Amerika. Ondertussen “werd de afgelopen jaren werk gemaakt van de FCPA en van netwerken van promotoren en magistraten opgeleid in onderzoekstechnieken.

Om zijn doeleinden te bereiken hield het VS-ministerie van Justitie (DOJ) altijd een supergrote wortel en stok klaar: de enorme boetes die de Amerikaanse overheid kon opleggen aan Braziliaanse bedrijven volgens de bepalingen van de FCPA”.

Sinds een geheim bezoek “van 17 functionarissen van het DOJ,  de FBI en het ministerie van Binnenlandse Veiligheid” aan het federale Openbaar Ministerie (MPF) in Curitiba in 2015 staat het de betrokken agenten vrij contacten te leggen met “advocaten van ondernemers die aangezocht worden om “mee te werken” met de Amerikaanse justitie, zonder hierbij de Braziliaanse regering te betrekken.

Hieraan hangt wel een prijskaartje vast: elke boete die onder de bepalingen van de FCPA wordt opgelegd aan Braziliaanse bedrijven moest deels (het gerecht in de hoofdstad) Brasilia ten goede komen, maar deels ook dienen ter financiering van Operatie Lava Jato. De Amerikanen stemden hier mee in.

Eens deze deal gesloten, gingen Braziliaanse functionarissen op zoek naar “bedrijven die onder controle van het DOJ kunnen gebracht worden”. Een FBI-functionaris zou evenwel verklaard hebben dat “de vertegenwoordigers van de overheid zich bewust moeten zijn van alle eventuele politieke vertakkingen van deze zaken, in de wetenschap dat zaken van internationale corruptie grote gevolgen kunnen hebben en van invloed kunnen zijn op de economie en op de uitslag van verkiezingen”.

Het is duidelijk dat deze waarschuwing de Braziliaanse functionarissen niet in de problemen bracht. Zeg nu zelf: er stelt zich toch geen probleem wanneer de Braziliaanse soevereiniteit brutaal aan banden wordt gelegd om de belangen van de VS te dienen?

Een mislukte poging tot oprichting van een zogenaamde “Stichting Lava Jato” onder privé-recht illustreert het waarheidsgehalte van deze feiten. De stichting zou gerund worden door deleiders van Operatie Lava Jato zelf en van enkele NGO’s, waaronder Transparência Internacional.

De afloop van Operatie Lava Jato kennen we al. Le Monde vat die als volgt samen: “Na meer dan zeven jaar processen heeft de kern van de Braziliaanse justitie zich nu teruggetrokken, zowel in wezen als in vorm. Dit geeft aanleiding tot een spervuur van vragen betreffende haar methodes, haar middelen en haar keuzes”.

De door de beruchte Lavva Jato-taskforce behaalde resultaten waren indrukwekkend: instrumentalisering van het rechtssysteem, veroordeling van personen tot gevangenisstraffen zonder enig bewijs – met inbegrip van een gewezen president, de verkiezing van een extreemrechtse president door manipulatie van de verkiezingen en door verspreiding van fake news met schandalige steun vanuit de media, de ondergang van de belangrijkste Braziliaanse bedrijven en de ontmanteling van het gigantische Petrobras.

Verder volgden nog een criminele golf van privatiseringen, de vernietiging van het leefmilieu, het terugschroeven van bestaande rechten, de verarming van de bevolking, de genocidaire afhandeling van de gezondheidscrisis en heel de tragedie die maakt dat het in Brazilië van kwaad naar erger gaat.

De ware aard van Operatie Lava Jato was al sinds lang gekend door vele Braziliaanse en buitenlandse juristen en onderzoekers. Geleidelijk pasten de stukjes van de puzzel in elkaar. De aanwijzingen waren veelvuldig: de vaststelling door de verdediging van Lula van misbruiken bij het uitrollen van de operatie, de aanstelling van Sérgio Moro als justitieminister van Bolsonaro, de publicaties over Operatie Lava Jato, de manipulatie van gegevens en de heimelijke clementie-akkoorden (beschuldigden konden strafvermindering afkopen met bezwarende getuigenissen over andere beschuldigden). Eigenlijk zegt Le Monde wat wij al lang wisten. Nieuw is echter dat nu ook een medium alq Le Monde het zegt.

Het artikel O Le Monde disse o que já se sabia: a Lava Jato atuou como uma agência dos EUA no Brasil, por Larissa Ramina werd vertaald uit het Portugees door Ronald Decelle. Larissa Ramina is professor internationaal recht aan de UFPR (Federale Universiteit van de Braziliaanse deelstaat Paraná) en lid van de Associação Brasileira de Juristas pela Democracia (Braziliaanse Vereniging van Juristen voor de Democratie – ABJD).

Notes:

[1] Lava Jato is Portugees voor carwash. Het anticorruptie-onderzoek kreeg deze naam omdat het begon met een eerder bescheiden dossier tegen één zwendelaar die zwart geld witwaste via zogenaamde klanten in een carwash in de Braziliaanse stad Curitiba. Deze eerste beschuldigde bleek bereid om ‘veel meer’ te bekennen in ruil voor strafvermindering. Zie verder in dit artikel (nvdr).

[2] Een accusatoir rechtssysteem legt de bepaling van de misdaad bij de procespartijen, niet bij de rechter. Als een onderzoeksrechter in dit systeem een vervolging voor ‘moord’ eist dan moet de rechter vonnissen over ‘moord’. De rechter kan alleen veroordelen of vrijspreken. In het Europees systeem kan een rechter daarentegen zelf bepalen dat het misdrijf geen ‘moord met voorbedachte rade’ is maar bijvoorbeeld ‘onvrijwillige doodslag’ (nvdr).

Topfoto: Lula en zijn vrouw begeleiden pas verkozen president Dilma Rousseff naar het presidentieel paleis op 1 januari 2016. Naast hen de koel toekijkende vice-president Michel Temer, die het draaiboek voor de afzetting van Rousseff al heeft besproken op de Amerikaanse ambassade. Foto: screenshot The Edge of Democracy

Creative Commons


Verwante berichten in dit archief: