Bron: Brasil Wire 17 april 2021 ~~~

Op de vijfde verjaardag van Dilma Rousseffs impeachment, vraagt de rol die buitenlandse media speelden in de propagandisering ervoor nog steeds om nader onderzoek.

Weinig van de internationale media-aandacht voor de Braziliaanse staatsgreep van 2016 en het middelpunt ervan, de impeachment van president Dilma Rousseff, was goed onderlegd. Maar één opiniestuk in de Amerikaanse krant The New York Times springt eruit als emblematisch voor de omgekeerde realiteit die aan de wereld werd gepresenteerd, toen de eerste vrouwelijke president van Brazilië werd geconfronteerd met een rechts complot om haar en haar progressieve regering uit het ambt te zetten.

Geschreven door Op-Ed medewerker, de Associated Press Rio correspondent, Juliana Barbassa, werd het getiteld “Why Brazil’s Corruption Scandal Is a Sign of Progress”. Het werd gepubliceerd op 15 maart 2016, een maand voor de eerste stemming in het Congres om Dilma Rousseff af te zetten en met de campagne tegen haar op volle toeren.

Op dat moment was het voor elke serieuze analist al duidelijk dat er iets goed mis was. De protesten tegen de staatsgreep waren even frequent en talrijk als de gele en groene demonstraties voor Dilma’s impeachment, maar het artikel begint met:

“Honderdduizenden Brazilianen gingen dit weekend de straat op om te protesteren tegen hun regering en om een boodschap te sturen naar de politieke klasse van het land: Niemand is onaantastbaar. De Braziliaanse politici zouden dat ter harte moeten nemen. De federale politie heeft de voormalige president Luiz Inácio Lula da Silva eerder deze maand tijdelijk vastgezet voor verhoor in verband met een grootschalig – en zich uitbreidend – onderzoek naar corruptie. President Dilma Rousseff, de handgekozen opvolgster van de heer da Silva, zou de volgende kunnen zijn.”

Mediaconsumenten die zichzelf beschouwen als betrokken bij het wereldgebeuren zouden ongetwijfeld een artikel als dit in de krant hebben zien staan, het op de koop toe hebben genomen en geen idee hebben gehad hoe fout het was, noch hoe incestueus de conceptie ervan.

Zij zouden meerdere betrouwbare bronnen kunnen raadplegen en deze verdraaiing van de werkelijkheid bevestigd zien. Zij zouden niet weten dat de meest prominente Engelstalige verslaggevers regelmatig bijeenkwamen en aantekeningen uitwisselden. Zo publiceerde de Guardian op dezelfde dag een opiniestuk waarin Rousseff werd opgeroepen af te treden.

Ze zouden naar persbureau Reuters kunnen kijken en daar iets zien dat in grote lijnen overeenkomt met wat ze in de NYT hadden gelezen.

Ze zouden niet weten dat Brian Winter, tot voor kort de Braziliaanse correspondent van Reuters, nu indirect werkte voor Chevron, een van de belangrijkste lobbyisten voor, en begunstigden van de staatsgreep. Zij zouden niet weten dat zowel Brian Winter als Todd Benson, hoofd van het Braziliaanse bureau, onlangs Reuters hadden verlaten na een schandaal waarbij werd vastgesteld dat Reuters informatie had gecensureerd die gunstig werd geacht voor Dilma en de Arbeiderspartij.

Zij zouden niet weten dat de Reuters-correspondent de (eerder genoemde) auteur , Juliana Barbassa, een baan had bezorgd bij Americas Quarterly, het huis-blad van de olie-, landbouw-, bank- en mijnbouwlobby Council of the Americas, van waaruit zij redacteur Latijns-Amerika en het Caribisch gebied werd bij de New York Times.

Ze zouden niet weten dat de echtgenoot van de auteur van de NYT-stukken, Chris Gaffney, een primaire bron was voor Dave Zirin’s karaktermoord op Lula, Dance with the Devil, die, wonend in een penthouse appartement aan de baai van Botofogo in Rio, de World Cup gebruikte als platform om de PT aan te vallen vanuit een radicaal links standpunt.

Zij zouden niet weten dat Brad Brooks, het hoofd van het Braziliaanse bureau van Associated Press, het personeel persoonlijk verbood het woord Coup/Golpe te gebruiken om te beschrijven wat er in Brazilië gebeurde, ongeacht hun overtuiging, en zelfs op hun privé Facebook pagina’s.

Ze zouden niet weten dat een groep jonge en invloedrijke Braziliaanse verslaggevers, waaronder die van AP, op volledig verzorgde reizen naar de VS waren meegenomen, voor briefings op het State Department, om te leren over “duurzame financieringsmodellen”.

Tenslotte zouden zij op zoek kunnen gaan naar meningen uit het hele politieke spectrum.

Ze zouden niet weten dat ogenschijnlijk linkse stemmen die ze in Brazilië volgden, werden gefinancierd door bedrijfsfilantropie van de Ford Foundation, Pierre Omidyar en OSF, noch dat ze beroepsmatig en sociaal dichter bij diezelfde groep bedrijfsjournalisten stonden dan bij het eigenlijke Braziliaanse links. Deze verstrengeling kan worden bevestigd door het lezen van honderden vriendschappelijke twittergesprekken met AS/COA Americas Quarterly redacteur en Alvaro Uribe / FHC biograaf Brian Winter, door journalisten zoals New Yorker’s Alex Cuadros en LA Times correspondent Vincent Bevins tijdens Dilma’s impeachment, en in de aanloop naar Lula’s arrestatie twee jaar later.

Deze schijn van consensus voedde de buitenlandse televisie, aangezien Amerikaanse komedieschrijvers de NYT als hun voornaamste bron gebruikten. Brian Mier schrijft: “Zelfs John Oliver maakte een grap over Dilma Rousseff en de corruptie bij Petrobras. Het was niet gebaseerd op feiten, maar hielp zijn liberale Amerikaanse publiek zich op hun gemak te voelen over de illegale afzetting van de eerste vrouwelijke president van Brazilië en de daaropvolgende olieverovering door Amerikaanse bedrijven. Daniel Hunt voegt daaraan toe: “Twijfel nooit aan het cumulatieve effect dat berichtgeving in de buitenlandse media kan hebben op het feitelijke politieke scenario in een land als Brazilië, dat op unieke wijze is gefixeerd op hoe het in het buitenland wordt weergegeven. Alle liberalen deelden deze onzin ten tijde van de impeachment van Rousseff.”

Pas na de Congresverkiezingen in april 2016, waar Jair Bolsonaro zijn presidentiële kandidatuur van 2018 lanceerde, begon het handenwringen, van een cluster van voornamelijk Amerikaanse mediaprofessionals die geen kritische analyse hadden getoond toen de campagne tegen Dilma woedde, van haar herverkiezing in oktober 2014, tot en met haar impeachment.

Misschien was een als president gekozen fascist niet de uitkomst die ze zich hadden voorgesteld, maar zonder tanks op straat werd de coup van 2016 geënsceneerd in de media, die de overleden Braziliaanse journalist Paulo Henrique Amorim bestempelde als The 4th Power. Brazilië leeft nu met de dodelijke gevolgen, en elke journalist die een ondermijning van de democratie goedkeurde, normaliseerde en mogelijk maakte, die meeging in het verhaal van het rechtse regimechangeproject, heeft een zekere mate van schuld.

Niet alleen heeft hun vaak schaamteloze propaganda de opinie binnen de Braziliaanse media beïnvloed, maar samen hebben zij een redactionele dekmantel gecreëerd die de internationale solidariteit met Rousseff en haar centrum-linkse regering in hun uur van nood heeft verstikt. Dit was geen ongelukkig toeval; het was een ethische en journalistieke schande, met toeschouwers als medespelers.

Er is geen sprake van dat de de verslaggevers “het niet zouden weten”; en dit is geen ‘makkelijk praten achteraf’. Sommige mensen werden betaald om het mis te hebben.