Venezuela |
2021-04-29
Bron: Carlos Arellán
redradiove 28 april 2021 (SP)
orinocotribune 29 april 2021 (EN) ~~~

De Venezolaanse minister van Buitenlandse Zaken Jorge Arreaza heeft gereageerd op José Manuel Vivanco, hoofd van de Amerika-afdeling van Human Rights Watch, en kwalificeerde Vivanco’s mensenrechtenrapport over Apure als een bevooroordeelde hit-job die de oorlog van valse beschuldigingen tegen Venezuela ondersteunt.

Dit document is typerend voor de beruchte organisatie Human Rights Watch (HRW), gevestigd in New York City, die ervan wordt beschuldigd op te treden als een agent voor destabilisatie ten dienste van Washington.

Arreaza confronteerde de vermeende activist: “Je bent niets meer dan een agent,” zei Arreaza, en nodigde hem uit om een recent rapport te lezen van de onderzoeksjournalistieke afdeling Misión Verdad, waarin wat hij beschrijft als “drogredenen en inmenging in de zaak van Apure”, wordt ontrafeld.

Het Human Rights Watch account bevat een video op José Manuel Vivanco’s Twitter profiel, een 3:55 min. durend overzicht van getuigenissen die een verslag zouden geven van vermeend geweld door de Nationale Bolivariaanse Strijdkrachten (FANB) tegen de burgerbevolking.

Coalitie van leugens

De beschrijvingen sluiten aan bij de belangen van de Colombiaanse regering, buitenlandse media, paramilitaire groepen en vijanden van Venezuela, en beweren dat de acties van de FANB ter verdediging van de regio hebben geleid tot vermeend geweld, willekeurige arrestaties, plundering van eigendommen, verbranding van gewassen, marteling van zwangere vrouwen, en valse positieven.

Arreaza waarschuwde vanaf zijn Twitter-profiel dat het rapport van de dubieuze mensenrechtenorganisatie verdacht veel samenvalt met een artikel dat deze week door The New York Times werd gepubliceerd en waarin Venezuela werd beschreven als een gebied in chaos, zonder regering, en diep doordrongen van Colombiaanse paramilitaire groepen.

De kanselier benadrukte dat de Amerikaanse krant en HRW “opnieuw proberen de druk om in te grijpen op te voeren”.

Vivanco reageerde op het bericht door de argumenten van het hoofd van de nationale diplomatie af te doen als een vertoning van scheldwoorden en samenzweringstheorieën.

Voor de directeur van HRW is de beschuldiging van een gecoördineerde mediacampagne, of een vijfde generatie oorlogsoperatie (een oorlog van percepties en informatie) tegen Venezuela, gewoon “absurd”. Vivanco wees de vele bewijzen van de hand die wijzen op vooringenomenheid van Human Rights Watch.

Arreaza stelde nogmaals de twijfelachtige bedoelingen van het mensenrechtenrapport aan de kaak, dat hij categoriseerde als een onverantwoordelijke gruweldaad om buitenlandse interventie in Venezuela te bevorderen. Bovendien verduidelijkte hij aan Vivanco dat de situatie in Apure het tegenovergestelde is van wat in zijn rapport staat: het is de FANB die “de confrontatie aangaat met de criminelen, gewelddadige actoren, drugshandelaars en de schenders van mensenrechten die u verdedigt”.

Redaktie orinocotribune: “Human Rights Watch is een belangrijke speler geweest in het vervaardigen van propaganda voor oorlog en buitenlandse interventie,” schreven Tim Anderson en Mazen al-Akhras in 2014. “Het krijgt het grootste deel van zijn fondsen van een verscheidenheid aan Amerikaanse stichtingen, die op hun beurt worden gefinancierd door veel van de grootste Amerikaanse bedrijven… De groep is nauw verbonden met de Amerikaanse Council on Foreign Relations (CFR), een virtuele ‘Who’s Who’ van de Amerikaanse elite van het buitenlands beleid. HRW heeft zich “soft opgesteld” ten aanzien van regimes die zich aan de VS conformeren, zoals Colombia, de ergste schender van de mensenrechten in Latijns-Amerika, zoals blijkt uit de moord op vakbondsmensen, journalisten en andere sociale activisten. HRW heeft daarentegen herhaaldelijk de regering van wijlen Hugo Chávez in Venezuela aangevallen. De groep heeft altijd een politieke agenda gehad.” In 2010 gaf financier George Soros 100 miljoen dollar aan HRW.

Topfoto: De Venezolaanse minister van Buitenlandse Zaken, Jorge Arreaza. Bestandsfoto.