Bron: Timofey Bordachev 
Vzglyad 14 augustus 2023 (RU), 
RT 19 augustus 2023 (EN) ~~~~

Afrikaanse leiders zijn niet suïcidaal, in tegenstelling tot hun tegenhangers in Kiev, en zijn dus minder bereid om het vuile werk van de NAVO op te knappen

De ontwikkeling van de situatie rond de mogelijke invasie van Niger door de troepen van bepaalde landen van de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS) doet opmerkelijk veel denken aan de discussies die plaatsvonden aan de vooravond van het Oekraïense “tegenoffensief” van deze zomer.

De Afrikaanse staten van het Westen hebben geen haast om een riskant avontuur aan te gaan. Ondertussen sporen de VS en hun West-Europese bondgenoten hen aan om dat wel te doen. Net zoals ze het Oekraïense leger aansporen om versterkte Russische posities aan te vallen in de lente van 2023.

Maar er is een belangrijk verschil. In het geval van Oekraïne hebben we te maken met een regime dat een moorddadig beleid voert ten aanzien van het grondgebied dat het onder controle heeft. Afrikaanse leiders zijn daarentegen helemaal niet bereid om risico’s te nemen voor de belangen van Frankrijk en de Verenigde Staten. Daarom kan wat in Oekraïne een tragedie was, in West-Afrika uitdraaien op een schertsproces, met als eindresultaat een minnelijke schikking tussen alle betrokken partijen.

In beide gevallen is de belangrijkste reden echter dezelfde: de wens van het Westen om niet direct betrokken te raken bij militaire avonturen en anderen te gebruiken om zijn doelen te bereiken. En als in het geval van Oekraïne de angst voor vergelding door Rusland het motief is voor dergelijk gedrag, dan is het in Afrika een gebrek aan mogelijkheden en zin. Temeer daar Frankrijk en de VS ervan overtuigd zijn dat de politieke regimes van ECOWAS die dicht bij hen staan zelf geïnteresseerd zijn in het omverwerpen van de militaire autoriteiten in Niger.

Daar zijn redenen voor. De staatsgreep in Niger op 26 juli was de vierde in de regio in minder dan twee jaar (na Mali, Burkina Faso en Guinee). De staatsgreep geniet duidelijk de steun van een deel van de bevolking in een van de armste landen ter wereld. In andere ECOWAS-landen is de situatie verre van feestelijk en de burgerlijke autoriteiten hebben alle reden om een domino-effect tegen zichzelf te vrezen.

Er is reden om aan te nemen dat de gebundelde krachten van Nigeria en verschillende andere landen in de gemeenschap voldoende zullen zijn om de gearresteerde president Bazoum weer aan de macht te brengen. Het enige wat ontbreekt is avonturisme: Tot nu toe hebben de Afrikaanse leiders de voorkeur gegeven aan een afwachtende houding, zij het met de nodige vastberadenheid.

Parijs en Washington van hun kant handelen op een gemakkelijk herkenbare manier: Ze beweren met de mond een vreedzame oplossing na te streven, maar in de praktijk eisen ze dat de ECOWAS-landen geweld gebruiken tegen de generaals in Niger. Het is niet uitgesloten dat er ook militaire steun is toegezegd, aangezien er nog steeds aanzienlijke Franse en Amerikaanse contingenten in het land zijn. Maar een directe westerse interventie is onwaarschijnlijk.

Ten eerste zou het een zeker risico met zich meebrengen en de noodzaak om verantwoordelijkheid te nemen voor de gevolgen. En ten tweede zou een directe aanval van Westerse troepen op een zittende regering zeer slecht zijn voor de strijd om de harten en geesten van de ontwikkelingslanden. De tijd dat de VS en hun West-Europese vrienden in een opwelling elke soevereine staat konden aanvallen, ligt in wezen al lang achter ons. Het laatste voorbeeld was de NAVO-agressie tegen Libië in 2011. Sindsdien is er veel veranderd. Het blok probeert nu de wereld te overtuigen van zijn goede bedoelingen. Dit geldt vooral in de context van hun strijd tegen Rusland, dat het Westen ervan beschuldigt te doen wat het zelf al twee decennia doet.

Na de mislukking in Oekraïne kan zelfs de overwinning van buitenlandse troepen op enkele tientallen rebellen in Niger aan het publiek worden verkocht als een indrukwekkende prestatie en een bewijs van Westerse almacht. Het verlangen om dit te zien is zo groot dat het heeft geleid tot belachelijke missers, zoals de publicatie in een Amerikaanse krant van een artikel van de afgezette Bazoum waarin hij opriep tot een buitenlandse invasie van zijn land.

Het resultaat is een situatie waarin het Westen zich zelf niet in de strijd kan mengen, maar er wel op aandringt dat zijn regionale partners dat doen. Die hebben op hun beurt geen haast en vertragen de overgang naar beslissende actie op alle mogelijke manieren. Afgelopen zaterdag stelden de ECOWAS-landen bijvoorbeeld een vergadering van hun militaire vertegenwoordigers uit onder het voorwendsel dat het militaire regime in Niger de steun geniet van een deel van de bevolking en dat hun mening moet worden gehoord voordat er serieuze beslissingen worden genomen. Met andere woorden, niemand in ECOWAS staat te springen om een militaire operatie tegen Niger. En als het toch gebeurt, zal dat komen doordat hun pogingen om achter de rug van het Westen met de rebellen te onderhandelen hebben gefaald.

Hoewel deze uitkomst hoogst onwaarschijnlijk lijkt: Ondanks al hun banden met het Westen denken Afrikaanse leiders nog steeds met hun hoofd en vertegenwoordigen ze staten in plaats van compradorregimes in bepaalde gebieden. In tegenstelling tot de autoriteiten in Kiev, voor wie het voortbestaan van de staat Oekraïne nooit een centrale kwestie is geweest.

We zien dat zelfs de economisch minder ontwikkelde landen van de wereldmeerderheid veel voorzichtiger staten zijn dan Oekraïne, of zelfs de formele bondgenoten van Amerika in Polen of de Baltische republieken.

En het is niet alleen de mate van Westerse invloed op politieke en economische systemen. In de meeste Afrikaanse staten is die invloed zeer ernstig, gebaseerd op tientallen jaren van samenwerking in al haar verschijningsvormen. Maar het wordt nu duidelijk dat zelfs de sterkste banden niet bepalend kunnen zijn als heersende elites verder leren denken dan hun eigen individuele overleving.

Een andere belangrijke factor is dat de meeste ontwikkelingslanden genoeg hebben van de westerse arrogantie en uitbuiting. Dit is vooral duidelijk in voormalige Europese koloniën en afhankelijke gebieden. Poolse, Baltische of Oekraïense elites kunnen niet voor zichzelf denken omdat ze zich identificeren met het Westen, zelfs als ze zich in de marge bevinden. Ze kunnen hun landen gemakkelijk opofferen voor de belangen van de VS. De president van Polen, bijvoorbeeld, bracht dit punt eerder deze maand overtuigend naar voren toen hij opmerkte dat Rusland “nog steeds gestopt kan worden zonder Amerikaanse doden.”

In de praktijk betekent de bereidheid van Oekraïners, Polen of Baltische staten om zichzelf op te offeren echter niets goeds voor de VS en West-Europa. Ten eerste laat het zien dat de kring van de echt suïcidale mensen in de wereldgemeenschap nogal smal is en dat er op andere continenten geen dwazen zijn. Ten tweede zijn de Oost-Europeanen te zwak om zelfs maar tegen Rusland te vechten, laat staan de wereldheerschappij te behouden. Tegen China heeft het Westen natuurlijk Japan. Maar de situatie daar is niet zo duidelijk en de groeiende macht van Peking zou Tokio wel eens kunnen overtuigen om geen fatale fouten te maken.

Het gebrek aan echte overwinningen op het internationale toneel en vooral de groeiende onwil om genereus te betalen aan partners leidt tot een afbrokkeling van de macht van het Westen op het wereldtoneel. Rusland profiteert al van dit objectieve proces, het zou anders nu in een slechtere situatie verkeren.

Het is belangrijk om dit in balans te brengen door maatschappelijke, economische en militaire ontwikkeling.

Timofei Bordachev is programmadirecteur van de Valdai Discussion Club; Academisch Supervisor van het Centrum voor Uitgebreide Europese en Internationale Studies aan de National Research University Higher School of Economics (HSE); Doctor in politieke wetenschappen. Als onderzoeker is hij gespecialiseerd in de theorie van internationale betrekkingen en hedendaagse vraagstukken van wereldpolitiek, Russisch-Europese betrekkingen, buitenlands beleid van de Europese Unie, Euraziatische economische integratie, Europese, Euraziatische en internationale veiligheid. Hij is auteur van verschillende boeken en onderzoekspapers die in Rusland en daarbuiten zijn gepubliceerd.