Aanvullende achtergrond-informatie, verstrekt door Berlin-group 21

Bron: Berlin-group 21 
couragefound.org 11 maart 2021 ~~~

De volgende punten zijn een samenvatting van belangrijke procedurele en wetenschappelijke gebreken die zijn vastgesteld en die nu openbaar zijn met betrekking tot het OPCW FFM-onderzoek naar de vermeende chemische aanval in Douma, 7 april 2018.

Onregelmatigheden in de procedure

1) De FFM’s (fact finding mission) inzake Syrie werken onder bureaucratische en niet onder wetenschappelijke controle. Het Bureau van de directeur-generaal (ODG), dat noch over technische, noch over wetenschappelijke deskundigheid beschikt, controleert de onderzoeks- en rapportageaspecten van de FFM’s en sluit, anders dan bij routineverificatie-inspecties, wetenschappelijk onderzoek en formele collegiale toetsing door de technische afdelingen, namelijk de inspectiedienst en de verificatieafdeling, uit.

Deze regeling strookt niet met deugdelijke wetenschappelijke praktijken en biedt de mogelijkheid tot ongepaste politieke beïnvloeding van de FFM’s in Syrië. Bovendien kunnen de dubieuze praktijken van een handvol hoge functionarissen die de FFM’s controleren, de reputatie van de OPCW bezoedelen, terwijl het merendeel van het personeel juist professioneel en integer te werk gaat.

2) Het oorspronkelijke tussentijdse rapport werd in juni 2018 in het geheim gewijzigd en voor publicatie uitgegeven en pas stopgezet toen deze daad van bedrog werd ontdekt door een lid van het Douma-team. De wijzigingen trokken in feite niet-onderbouwde conclusies dat er op dat moment voldoende bewijs was voor chloorgasgebruik en censureerden kwesties over chemie, toxicologie, ballistiek en getuigenverklaringen die in het oorspronkelijke tussentijdse rapport aan de orde waren gesteld.

Deze poging binnen de OPCW om in het geheim het oorspronkelijke tussentijdse rapport te wijzigen en op slinkse wijze een bewerkte versie te publiceren die de inspecteurs niet kenden, is frauduleus en onverenigbaar met het gedrag dat van een betrouwbare internationale organisatie wordt verwacht.

3) Een delegatie van de VS mocht, zonder voorafgaande kennisgeving, het onderzoeksteam briefen enkele dagen voordat het tussentijdse rapport werd gepubliceerd (twee weken nadat de dubbelzinnige poging om het vervalste tussentijdse rapport te publiceren was verijdeld) om hun oordeel te promoten dat chemische wapens door de Syrische regering waren gebruikt. Dit is iets heel anders dan een lidstaat die gegevens of inlichtingen aan de OPCW aanbiedt om het onderzoek te helpen, hetgeen staten die partij zijn legitiem worden aangemoedigd te doen.

Een staat die partij is en de inspecteurs op deze wijze tracht te beïnvloeden, is niet alleen in strijd met artikel VIII (lid 47) van het Verdrag inzake chemische wapens (CWC) (dat bepaalt: “Elke staat die partij is eerbiedigt het uitsluitend internationale karakter van de verantwoordelijkheden van de directeur-generaal, de inspecteurs en de andere leden van het personeel en tracht niet hen bij de uitvoering van hun taken te beïnvloeden”), maar druist ook in tegen een regelmatig geciteerd dictum van de directeur-generaal dat de identiteit van de inspecteurs moet worden beschermd, zowel om de integriteit van het onderzoek te handhaven als voor hun persoonlijke veiligheid.

4) Nadat het FFM-team naar Den Haag was teruggekeerd, werd het grootste deel van het team dat in Syrië ter plaatse was, uitgesloten van voortzetting van het onderzoek. Deze uitsluiting werd meer uitgesproken na het verschijnen van het gepubliceerde tussentijdse rapport in juli 2018 en tot en met het verschijnen van het definitieve FFM-rapport in maart 2019. Volgens een onlangs uitgelekte brief van een andersdenkende inspecteur aan de directeur-generaal zijn er nooit besprekingen, vergaderingen of het delen van standpunten of informatie geweest tussen de inspecteurs ter plaatse in Damascus en de teamleider die Damascus had verlaten voordat het onderzoek begon, maar die niettemin een leidende rol speelde bij het schrijven van het eindrapport. In de brief werd ook beweerd dat er binnen het team “een intolerantie voor standpunten over alternatieve hypothesen” bestond.

Het verhinderen van een volledige en open discussie tussen inspecteurs die daadwerkelijk in Douma waren geweest, en die ruime ervaring hadden, is niet verenigbaar met een wetenschappelijk, objectief en transparant onderzoek.

5) Gedurende heel 2018 en 2019 negeerde en/of onderdrukte het hogere OPCW-management substantiële punten van zorg die door leden van het FFM-onderzoeksteam naar voren waren gebracht. De OPCW heeft geen klokkenluidersbeleid en is door controleurs bekritiseerd voor dit falen. In dit verband hebben twee zeer ervaren inspecteurs en leden van de FFM in Douma meerdere pogingen ondernomen om hun bezorgdheid intern kenbaar te maken. Deze pogingen omvatten verzoeken om een intern onderzoek door het Bureau voor intern toezicht van de OPCW in te stellen en herhaalde verzoeken om een ontmoeting met de directeur-generaal van de OPCW. Al deze verzoeken werden genegeerd.

Het is niet normaal of gerechtvaardigd dat de bezorgdheid van de inspecteurs op deze wijze wordt genegeerd en dit gedrag is in strijd met een goed functionerende organisatie. De weigering om de bezorgdheid van twee zeer ervaren inspecteurs te horen is onverenigbaar met een wetenschappelijk, objectief en transparant onderzoek.

6) De directeur-generaal van de OPCW heeft geprobeerd een van de bezwaren van de afwijkende inspecteur weg te wuiven met het argument dat het grootste deel van het onderzoeks- en analytische werk aan het Douma-onderzoek plaatsvond nadat hij de organisatie in september 2018 had verlaten. Deze bewering is misleidend: Als het eindverslag wordt vergeleken met het uitgelekte oorspronkelijke tussentijdse verslag, is het duidelijk dat het grootste deel van het 106 pagina’s tellende eindverslag al in juni 2018 was geschreven, toen 70% van alle monsters al was geanalyseerd, er al een officiële toxicologische beoordeling was uitgevoerd met NAVO-deskundigen, en 87% van de getuigenverhoren was uitgevoerd en geanalyseerd. Hoewel er in het najaar van 2018 studies over de cilinders waren uitgevoerd door onbekende externe aannemers, werden de conclusies daarvan tegengesproken door een soortgelijke studie van binnen de FFM (zie c hieronder). Er is geen aanvullende bibliografie toegevoegd aan het eindverslag, wat suggereert dat er geen verder wetenschappelijk onderzoek is verricht (vergelijk bijlage 13 van het eindverslag met de bibliografie [laatste pagina] van het uitgelekte oorspronkelijke tussentijdse verslag).

Het is derhalve misleidend dat de directeur-generaal de bezorgdheid van een van de andersdenkende inspecteurs op deze gronden terzijde schuift. Ongeacht het werk dat in de afgelopen zes maanden is verricht, biedt dit bovendien geen enkele verontschuldiging voor het onregelmatige en mogelijk frauduleuze gedrag gedurende het onderzoek, terwijl de wezenlijke wetenschappelijke vraagstukken die in het oorspronkelijke tussentijdse verslag aan de orde zijn gesteld, in het definitieve FFM-verslag onopgelost blijven (zie de punten a- d hieronder).

7) In november 2020 is een ontwerp-brief, waarvan ten onrechte wordt beweerd dat hij door de directeur-generaal is verstuurd in antwoord op een privé-brief van inspecteur Dr. Whelan aan de heer Arias (vermeld in punt 4 hierboven), waarin hij zijn bezorgdheid over het Douma-onderzoek uitte, gelekt naar een “open bron”-onderzoekswebsite, die vervolgens de ontwerp-brief samen met de identiteit van de inspecteur in kwestie heeft gepubliceerd. De bedoeling van het lek, en het bijbehorende artikel dat door Bellingcat is gepubliceerd, was duidelijk om de OPCW-inspecteur in diskrediet te brengen en de misleidende indruk te wekken dat alle door hem geuite bezorgdheid was weggenomen. In feite is de ontwerp-brief nooit door de directeur-generaal verzonden en is er nooit een gedetailleerd antwoord gegeven op de door Whelan aan de orde gestelde kwesties. Kort na dit voorval, in december 2020, werd een BBC4-radioserie uitgezonden waarin een anonieme bron, naar verluidt verbonden met het Douma-onderzoek van de OPCW, bijdroeg aan een poging om de twee andersdenkende inspecteurs en ambassadeur Bustani zelf in diskrediet te brengen.

Deze ontwikkelingen doen vermoeden dat een of meer personen binnen de OPCW betrokken zijn bij het lekken van desinformatie en bij pogingen om de OPCW-wetenschappers die hun bezorgdheid over het Douma-onderzoek hebben geuit, in diskrediet te brengen.

Wetenschappelijke tekortkomingen

Belangrijke wetenschappelijke tekortkomingen zijn in oktober 2019 door het panel van de Courage Foundation gedocumenteerd. De belangrijkste kwesties (niet volledig) zijn de volgende:

a. Chemische analyse:

Het definitieve FFM-rapport dat in maart 2019 is gepubliceerd, bevat geen belangrijke informatie over de analyse van milieumonsters – de niveaus van de gedetecteerde chemicaliën, de analyse van controlemonsters en de overweging van goedaardige bronnen van de gevonden chemicaliën – die nodig is om zijn conclusie te onderbouwen dat er chloorgas aanwezig was of waarschijnlijk aanwezig was op een van de twee onderzochte locaties.

Voorts bevat het eindverslag bewijsmateriaal dat lijkt te zijn verzonnen: Hoewel wordt erkend dat de verdachte chemicaliën die zouden wijzen op chloorgebruik ook kunnen worden gegenereerd door contact van monsters met natriumhypochloriet (het hoofdbestanddeel van huishoudelijk bleekmiddel) (eindrapport: par. 8.13 & par. 8.15), wordt dit uitgesloten op grond van het feit dat “[a] op beide locaties geen zichtbare tekenen van een bleekmiddel of verkleuringen door contact met een bleekmiddel waren” (eindrapport: par. 8.16). Er is echter gerapporteerd (en de organisatie heeft dit niet ontkend) dat er tijdens de inspectie ter plaatse geen dergelijke “negatieve” waarneming is geregistreerd en het is onduidelijk op welke basis deze bewering in het eindrapport is opgenomen, met name omdat op video’s uit open bronnen bewijzen zijn te zien van bleekvlekken op sommige kledingstukken van de slachtoffers.

Het eindrapport bevat dus onvoldoende bewijs dat er chloorgas aanwezig was op de beweerde aanvalslocaties.

b) Wat het toxicologisch bewijs betreft, is in de toxicologische beoordeling die in juni 2018 is opgesteld in overleg met deskundigen op het gebied van chemische wapens van de NAVO (hierboven opgemerkt in punt 6) duidelijk geconcludeerd dat zowel de gerapporteerde en waargenomen tekenen en symptomen als de opstelling van de overledenen op Locatie 2 (opgestapeld en niet duidend op een poging om te ontsnappen), niet consistent waren met chloorgas op Locatie 2 als doodsoorzaak. Deze conclusie werd echter zonder enige verklaring of rechtvaardiging verdoezeld in het definitieve OPCW FFM-rapport. Het eindverslag vermeldt dat in september en oktober 2018 toxicologische deskundigen zijn geraadpleegd, maar vermeldt opvallend hun beoordeling niet. In plaats daarvan stelt het rapport dat “het momenteel niet mogelijk is om de oorzaak van de tekenen en symptomen precies in verband te brengen met een specifieke chemische stof”. Als zodanig vervangt het rapport duidelijke ondubbelzinnige adviezen van toxicologen die deskundig zijn op het gebied van vergiftiging door chemische wapens, door een niet-specifieke verklaring die niet wordt toegeschreven aan toxicologen die naar verluidt in september en oktober zijn geraadpleegd.

In het definitieve FFM-verslag van de OPCW is dan ook belangrijk bewijsmateriaal dat chloor als doodsoorzaak uitsloot weggelaten, waarbij dit kennelijk wordt gerechtvaardigd door het feit dat later andere deskundigen zijn geraadpleegd (wier professionele adviezen echter niet worden vermeld). Dergelijke “cherry picking” van bewijsmateriaal is hoogst ongebruikelijk en kan neerkomen op wetenschappelijke fraude.

c) Wat betreft het ballistische bewijsmateriaal met betrekking tot de twee chloorcilinders die uit een helikopter zouden zijn gevallen, wordt in het definitieve FFM-verslag van de OPCW beweerd dat drie onafhankelijke externe deskundigen hebben geconcludeerd dat de schade aan de cilinders en de daken te wijten was aan een val van hoogte. Bovendien beweren zij, zonder enige technische verklaring of bewijs, dat de cilinder op één plaats, na door het dak te zijn gegaan, zijwaarts op een nabijgelegen bed is gestuiterd, kennelijk in strijd met de natuurkundige wetten. Deze conclusies waren niet in overeenstemming met eerdere bevindingen en waarnemingen van het FFM-team, waarvan er vele waren vermeld in het achtergehouden oorspronkelijke tussentijdse rapport, en evenmin met die van een technische evaluatie van de twee cilinders. Bovendien bevat het eindverslag onopgeloste inconsistenties en onvoldoende verklarend materiaal.

Als zodanig bevat het eindrapport onvoldoende bewijsmateriaal of analyse ter ondersteuning van de bewering dat de cilinders van een aanzienlijke hoogte zijn gevallen.

d) Wat de getuigenverklaringen betreft, blijkt uit de rapportage van de getuigenverklaringen en het gebrek aan analyse of bevestiging dat het eindrapport partijdig is. Uit het uitgelekte oorspronkelijke tussentijdse verslag is nu bekend dat er diametraal tegenovergestelde verhalen waren over wat er was gebeurd, afhankelijk van het land waar de interviews werden afgenomen (een onderscheid dat in het eindverslag werd vervaagd). De ondervraagden in land X (die meestal lid waren van de White Helmets, of door de White Helmets naar de inspecteurs waren gebracht) steunden het verhaal dat er een chemische aanval was geweest. Anderzijds meldden de in Damascus ondervraagden (die door de Syrische autoriteiten aan de inspecteurs ter beschikking waren gesteld) geen bewijs van een chemische aanval. Hoewel door getuigen twee duidelijk verschillende en tegengestelde verhalen worden beschreven, draagt alleen het verhaal dat het gebruik van giftige wapens ondersteunt bij tot de conclusies in het eindrapport.

Het eindrapport slaagt er dus niet in de sterk uiteenlopende getuigenverklaringen op te lossen en verdoezelt bovendien de getuigenissen die twijfels doen rijzen over het bestaan van een aanval met chemische wapens.


Eerdere berichten in dit archief: