Bron: Anya Parampil en Diego Sequera op The Grayzone June 18, 2019 ~~~
Het verhaal van de carriere van regime-change brein Carlos Vecchio’s, via Amerikaanse elite instellingen en de olie-industrie, laat het werkelijke gezicht van de Venezuelaanse oppositie zien.
24 mei 2019 was een dag van de zuurverdiende viering voor Carlos Vecchio, de man die belast was met het leiden van de staatsgreep van de regering Trump in Venezuela vanuit Washington. Zijn gezicht was grotendeels verduisterd in de korrelige Twitter-video van het moment, dat hij en zijn hulpje uit een raam van het derde verdieping leunden en een gloednieuwe vlag op de voormalige diplomatieke missie van Venezuela in Washington DC hieven, maar Vecchio straalde duidelijk toen een kleine menigte van supporters van beneden juichten.
Eindelijk, op die verhittende lentemiddag, was Vecchio aangekomen als de ‘ambassadeur’ van Venezuela in de Verenigde Staten. Of niet?
De missie van Vecchio, om de Amerikaanse ambassade van Venezuela illegaal in te pikken en te bezetten, was een veel zwaardere strijd geweest dan hij waarschijnlijk had gedacht. Een groep anti-oorlogsactivisten was erin geslaagd zijn binnenkomst meer dan een maand te verhinderen door een aanwezigheid in het gebouw te vestigen op uitnodiging van de gekozen president van Venezuela, Nicolas Maduro. Hun doel was om te voorkomen dat Vecchio en zijn cohorten het pand overnamen totdat een diplomatieke resolutie over de status van de ambassade kon worden bereikt.
Gedurende 31 dagen in april en mei slaagden de activisten erin de toegang van Vecchio te belemmeren en een impasse creeren die de welvarende Georgetown-buurt van DC, de omgeving van de ambassade, transformeerde in een frontlinie van de diplomatieke aanval op de door de VN erkende regering van Maduro.
Vecchio’s moment van glorie kwam uiteindelijk op 16 mei, dankzij c.a. 50 federale Amerikaanse agenten met nachtkijkers, helmen en kogelvrije vesten, die eruitzagen alsof ze zich opmaakten voor een inval in Waco-stijl. Toen ze de ambassade binnenvielen en de vier overgebleven activisten binnen arresteerden, konden Vecchio en zijn team eindelijk aanspraak maken op het gebouw. Het was zeker een symbolische overwinning, maar wel een die stof deed opwaaien
Hoewel de camera’s van de westerse media zich concentreerden op de zelfverklaarde ‘interim-president’ Juan Guaido, was Vecchio behulpzaam bij het leggen van de basis voor wat de staatsgreep van de regering Trump zou worden.
Na in ballingschap te zijn gegaan in 2014, werd Vecchio het brein achter de oppositie van Venezuela in de Verenigde Staten. En lang voordat Trump aantrad, was de soepel sprekende advocaat in overleg met Amerikaanse functionarissen en had hij plannen om de machtswisseling (regime-change) in Caracas te bewerkstelligen.
“We weten allemaal al wie hij is”, zei senator Marco Rubio uit Florida over Vecchio, nadat de staatsgreep dit jaar in gang was gezet.
In interviews met Amerikaanse media zet Vecchio zichzelf neer als een geboren politicus die in ballingschap werd gedwongen vanwege de brutaliteit van de regering van Venezuela. Dit verhaal wiste niet alleen zijn hand in het promoten van oppositiegeweld, maar legde ook belangrijke aspecten van zijn CV uit, die nieuw licht werpen op de krachten achter zijn opkomst als ‘ambassadeur’ van een door de VS benoemd staatsgreep regime.
De carrière van Vecchio begon niet met het vallen en opstaan op het politieke toneel van Venezuela, maar met een veelbelovende carrière in de olie-industrie. Inderdaad, Vecchio betrad de politieke arena in 2007 pas nadat Hugo Chavez met succes ExxonMobil, zijn toenmalige werkgever, had verdreven. Jarenlang leidde Vecchio de juridische strijd van Exxon tegen de regering Chavez.
Dit onthullende detail is merkwaardig weggelaten in zijn interviews met pro-Amerikaanse uitgevers en werd slechts kort vermeld in zijn autobiografie. Toch is het van cruciaal belang om de opkomende rol van Vecchio te begrijpen, vooral nu Guaido terug naar af tuimelt.
In juni werd Guaido getroffen door een beduidend diefstal- en corruptieschandaal, in verband met zijn humanitaire hulpstunt in februari in Colombia.
Ondertussen heeft de Venezolaanse regering Vecchio beschuldigd van het stelen van $ 70 miljoen van Citgo, het in de VS gevestigde zusterbedrijf van PDVSA dat onder zijn controle werd geplaatst toen de regering Trump haar coup-poging in januari lanceerde. Het is onduidelijk wie het salaris betaalt van de door de VS aangestelde ‘ambassadeur’ en zijn groeiende cavalerie van professionele oppositie-activisten, maar het geschil over de activa van Citgo geeft een hint.
Vecchio heeft de ongemakkelijke episodes afgedaan als achtergrondruis, en concentreerde zich in plaats daarvan op zijn persconferentie op 18 juni op het US Navy-schip ‘USNS Comfort‘. Eenmaal aan dek staat Vecchio schouder aan schouder met vice-president Mike Pence en het hoofd van het US Southern Command. Dan vaart het hospitaalschip richting Zuid-Amerika in een andere provocerende stunt die erop gericht is de soevereiniteit van het land te ondermijnen.
De staatsgreep in Caracas is mislukt, maar de lobby van Vecchio voor interventie van Washington gaat op volle kracht vooruit.
In de jaren voorafgaand aan dit cruciale moment, heeft Vecchio een reeks van elite instellingen aan de oostkust doorlopen, mogelijk gemaakt met beurzen en giften die zijn ondertekend door de Amerikaanse overheid. Gezien dat traject, is het geen verrassing dat de carriere van Vecchio hem uiteindelijk rechtstreeks naar Washington DC zou leiden.
“Ik realiseerde me dat ik deel moest uitmaken van de verandering die ik voorstond,” vertelde Vecchio aan The Yale Globalist.
Als centraal personage in de staatsgreep van Trump, met langdurige banden met een van de oliemaatschappijen achter de regime-change, speelt Vecchio zijn rol met precisie. Zijn verhaal, verteld op de pagina’s van een autobiografie, in interviews met glossy Ivy League-tijdschriften en via financiële dossiers van USAID, openbaart het wezenlijke van de oppositie van Venezuela.
De opgroeiende jonge Carlos
Genesteld in een weelderige vallei die zich uitstrekt te midden van de bergachtige noordoostelijke staat Monagas, was de agrarische gemeente Caripe het decor voor de kindertijd van Carlos Vecchio. Caripe is de thuisbasis van een van de bekendste nationale parken van Venezuela, de Guácharo-grotten. Het is een slaperig stadje vol koffieplantages en andere gewassen met een milde temperatuur, zoals aardappelen en bessen. Tegen de tijd dat Carlos in 1969 werd geboren in de hoofdstad van Monagas, Maturin, woonde de Vecchio-clan iets minder dan een eeuw in Caripe.
Volgens de autobiografie uit 2018 van Vecchio, “Free: The Birth of a New Venezuela,” arriveerde zijn overgrootvader Rafaelle rond 1889 uit Italië naar het oosten van Venezuela. De vader van Vecchio, Rafael, was een politicus en diende drie termijnen als gemeenteraadslid. In memoires en interviews schilderde Carlos zijn vader als een toegewijde man van het volk. Rafael kreeg de taak om geschillen te beslechten en toezicht te houden op het lokale kadaster en werd belast met het toezicht op de landbezittersklasse van Caripe als lid van de centrumrechtse Copei-partij.
“Mijn vader was een politicus, dus het zit in mijn bloed,” bedacht Vecchio tijdens een interview met de Yale Globalist.
Door de jaren heen vertegenwoordigde [staatshoofd] Copei getrouw de belangen van de kerkhiërarchie, de landeigenaren en de Venezolaanse oligarchie in regeringsgebouwen. Rafael Vecchio diende niet alleen Copei als raadslid en kandidaat voor de burgemeester van Caripe, maar ook als de regionale secretaris van de partij.
“Hoewel ik nog maar een kind was, had ik aan veel politieke bijeenkomsten deelgenomen, met name in de gemeenten van [Caripe], door mijn vader te volgen,” herinnerde Vecchio zich tijdens een gesprek met The Politic.
“Ik voelde dat het mijn verantwoordelijkheid was om de politiek in te gaan nadat ik de inspanningen van mijn vader had bekeken.”
Toen het tijd werd voor Vecchio om te verhuizen naar de hoofdstad van Venezuela om te werken, zoals veel politiek ambitieuze jongeren, koos hij ervoor om rechten te studeren. In 1992, hetzelfde jaar dat Hugo Chavez in de nationale schijnwerpers werd gezet na zijn mislukte poging bij het leiden van een militaire opstand, behaalde Vecchio zijn rechtendiploma aan de Centrale Universiteit van Venezuela.
Na de rechtenstudie, volgens de Washington Diplomat, zou de ontluikende politicus “een Fulbright-beurs winnen waarmee hij in Georgetown kon studeren, en later aan de Kennedy School of Government van Harvard, waar hij een master in openbaar bestuur verwierf en uiteindelijk terugkeerde naar Venezuela om les te geven op openbare scholen en geleidelijk verzeild raakte in de oppositiepolitiek.”
Hoewel Vecchio in 1992 afstudeerde aan de rechtenfaculteit, kwam hij pas in 1998 op Harvard aan. Dit verkorte verhaal, steeds opnieuw verteld in Engelstalige media, ziet een paar cruciale jaren in zijn leven over het hoofd.
Een volledige beurs, met dank aan de Amerikaanse overheid
Na hun afstuderen moeten rechtenstudenten bepalen waar ze hun nieuw begaafde talenten kunnen inzetten. Carlos Vecchio besloot dat hij het best geschikt was voor het saaie maar winstgevende veld van het belastingrecht. In 1994 begon hij te werken als juridische raad voor het nationale oliebedrijf, Petroleum of Venezuela (PDVSA). Destijds werd PDVSA nog steeds gecontroleerd door de oligarchie en managementelite van het land en zou dat zo blijven totdat Chavez het bedrijf ging socialiseren.
Het CV van Vecchio is vergelijkbaar met dat van zijn collega’s in de hogere kringen in de oppositie van Venezuela. Leopoldo López, die vervolgens de Popular Will-partij met Vecchio zou oprichten, werkte ook voor PDVSA in het pre-Chavez-tijdperk, als consultant en analist van 1996 tot 1998. Evenzo werkte tweevoudig mislukte presidentiële kandidaat Henrique Capriles als een belastingadvocaat, niet voor de olie-industrie, maar voor de inkomstendienst van Venezuela, voordat hij in het jaar 2000 samen met Lopez de Justice First-partij oprichtte. Deze mannen vertegenwoordigden de opvolgende generatie van de oligarchie van Venezuela, die zijn toekomst zag belemmerd door de opkomst van Chavez.
De vroege ambities van Vecchio werden gevoed door aardoliewinsten. In 1994 begon hij zijn professionele relatie met Mobil en bood juridisch advies aan de oliemaatschappij voordat deze fuseerde met Exxon. Hij schrijft in zijn boek dat hij bij Mobil ‘zes keer meer verdiende dan wat hij met PDVSA had verdiend.’ Toch begon hij tijdens zijn werk voor PDVSA met belangstelling naar de posters van de Fulbright Scholarship te kijken. Met slechts een gedeeltelijke beheersing van het Engels, solliciteerde hij voor het door het ministerie van Buitenlandse Zaken gesponsorde programma waar hij uiteindelijk in 1998 succes behaalde.
De Amerikaanse ambassade in Caracas lijkt misschien een vreemde locatie voor een academische beursstudent om te solliciteren, maar dat is toch de plaats waar de enthousiaste advocaat auditie deed voor zijn Fulbright. Vecchio schrijft over het uit het hoofd leren van basisantwoorden, om zich voor te bereiden op het interview, en merkte op dat “als ze me off-script zouden nemen, het helemaal mis zou gaan.” Gelukkig voor hem, toen hem spontaan werd gevraagd wat hij zou doen “als hij de minister van Financiën van Venezuela was”, Liet een sympathieke panellid hem in het Spaans antwoorden. Vecchio verliet de vergadering vol vertrouwen. Een paar maanden later, terwijl hij in zijn kantoor op Mobil zat, ontving Vecchio bericht van de Amerikaanse ambassade dat hij een volledige beurs had gewonnen.
“We gaan alles betalen”, liet de ambassade hem op een middag in juli weten. In januari 1999 was Vecchio in Washington DC met een door de VS gefinancierde beurs in de hand. Dagen later werd Chavez ingehuldigd voor zijn eerste ambtstermijn als president. De Bolivariaanse revolutie was begonnen en zo ook de reaktie van de oligarchie.
Het vinden van een door de VS gesteunde politieke mentor in Harvard
Vecchio zegt dat hij in de Amerikaanse hoofdstad “meer dan 12 uur per dag studeerde” om Engels te leren en zijn master in fiscaal recht aan de universiteit van Georgetown te voltooien.
“Alles wat ik in het leven heb gekregen, was te wijten aan opleiding,” vertelde Vecchio in 2013 aan The Politic. “Ik realiseerde me dat als ik politicus wil worden, ik mezelf goed moest ontwikkelen en voorbereiden.”
Ondanks zijn gebrek aan Engelse spreekvaardigheid schreef Vecchio dat hij naar verschillende banen in de Verenigde Staten solliciteerde. Net als bij zijn Fulbright-aanvraag overwon de vastberaden bedrijfsjurist zijn angst met een tweede taal, om een lucratief contract te creëren.
“Toen ik aan de beurt was om te praten, werd het heel moeilijk, maar deed mijn best,” schrijft Vecchio in zijn boek, “en het blijkt dat ik de baan krijg, een baan in New York nadat ik mijn Masters heb afgerond [bij Georgetown]! In 2000 zou ik in New York werken met een salaris van $ 110.000 per jaar, en ik kreeg $ 10.000 na het ondertekenen. Ik voelde me een Major League Baseball-speler. ‘
Vecchio werkte drie vruchtbare maanden samen met het niet-bekendgemaakte bedrijf voordat hij naar de Kennedy School van Harvard ging, de beroemde instelling waar jonge mensen die carrière zoeken in de gevestigde politiek worden getraind door de leidende lichten van neoliberale economie en interventionistisch buitenlands beleid. De Kennedy School is momenteel gastheer van de voormalige Colombiaanse president Juan Manuel Santos, Obama VN-ambassadeur Samantha Power en econoom Ricardo Hausmann – een andere topadviseur voor de staatsgreepadministratie van Guaido. Het was ook de alma mater van Vecchio’s toekomstige partner bij de oprichting van de Popular Will-partij, Leopoldo Lopez.
“[The Harvard] Kennedy [school] gaf me vooral een geweldig gevoel van wat er [in] de wereld gaande was, en stelde me in staat om mijn land te zien als onderdeel van een geglobaliseerde wereld in plaats van een land dat alleen maar geïsoleerd was en zich bezighield met niets dan zijn interne aangelegenheden, ‘verklaarde Vecchio aan The Politic.
Het was op de campus van Harvard waar Vecchio zijn politieke mentor, Elias Santana, een ervaren activist tegenkwam die naar Boston reisde om de oppositie te mobiliseren tegen het Constituent Assembly-proces dat door Chavez in 1999 was geïnitieerd. Santana had jarenlang nauw samengewerkt met door de Amerikaanse overheid gesteunde groepen om “kiezerseducatie” in Venezuela te promoten. Toen hij Vecchio ontmoette op de campus van Harvard, gaf Santana de leergierige advocaat zijn eerste duwtje in de richting van activisme.
In de woorden van Vecchio was Santana “mijn eerste link, zogezegd, met een politieke actor voor nationale verbinding, niet gericht op de partijen maar van een civiele vereniging”. En hij was geen kleine schakel.
De groep van Santana, Queremos Elegir, coördineerde al sinds 1993 met de door USAID en het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken gefinancierde ‘internationale stichting voor verkiezingssystemen’ [International Foundation for Electoral Systems – IFES], toen IFES het selecteerde als een van ‘twee maatschappelijke verenigingen [die beschouwd werden] als geschikte gesprekspartners voor het promoten van programma’s voor het onderwijzen van kiezers’ in Venezuela ondanks het feit dat het “beperkt” was en “slechts één betaald personeelslid” in dienst had. IFES beoordeelde Queremos Elegir als “onderdeel van een agenda” die “een grotere rol voor de particuliere sector opeiste bij de oplossing van maatschappelijke en nationale problemen.” Flyers die de groep gemaakt had om uit te uitdelen tijdens de presidentsverkiezingen van 1998, bedankten de door de VS gecontroleerde Inter-Amerikaanse ontwikkelingsbank openlijk voor de financiering van hun productie.
Tegen 2000 leidde Queremos Elegir de poging om de aanstaande presidentsverkiezingen van Venezuela op te schorten, de eerste die plaatsvond onder de nieuw aangenomen grondwet. In zijn boek ‘Suicide of the Elephants?’ Schrijft onderzoeker Rickard Lalander uit Latijns-Amerika dat Santana en Liliana Borges, zijn partner bij Queremos Elegir, ‘belangrijke rollen speelden in het mega-verkiezingsproces van 2000. Ze werden als stemmen van het Venezolaanse maatschappelijk middenveld (en decentralisatie) voor het Hooggerechtshof opgeroepen om hun argumenten voor het uitstel van de verkiezingen nader uit te leggen”.
Het jaar daarop zag de nieuwe regering van Chavez haar eerste anti-regering demonstraties van het maatschappelijk middenveld. Bekend als de “1.011-beweging”, ontstonden ze als reactie op een presidentieel decreet dat milde onderwijshervormingen wilde invoeren, om het openbaar onderwijs uit te breiden en sport- en geletterdheidsprogramma’s op te zetten in samenwerking met de Cubaanse regering. Dit was een rode streep voor de oppositie van Venezuela. Onder leiding van Santana zetten de tegenstanders van Chavez ouders en leraren onder druk om aan te klagen wat zij de ‘Cubanisering en ideologisering’ van het onderwijs noemden.
Chavez “probeerde te knoeien met onze scholen en het maatschappelijk middenveld en we zullen het niet accepteren,” vertelde Santana aan CNN tijdens een demonstratie in januari 2001, beschreven als het “grootste protest tegen de regering van president Hugo Chavez tot nu toe.”
In zijn memoires legde Vecchio uit hoe Santana hem uitnodigde om een bijeenkomst van 1.011 in Caracas bij te wonen aan het einde van zijn tijd op Harvard.
“Er waren zoveel mensen dat ik Elias niet kon zien,” zei Vecchio over de rally. “Ik geloof dat het de eerste daad van burgerprotest van de Venezolaanse samenleving was tegen het 1.011-decreet en van waaruit” de Movement 1.011 “geboren werd.”
Hoewel de campagne mislukte, vormde het de contouren van de vurige anticommunistische beweging die uiteindelijk in april 2002 een mislukte staatsgreep tegen Chavez organiseerde. Vecchio keerde terug naar Harvard en voltooide zijn studies vóór die noodlottige dag, maar mobiliseerde meteen met anti-overheidsgroepen zodra hij thuiskwam.
“Eenmaal terug in Venezuela,” herinnert Vecchio zich, “was Elías [Santana] de eerste die ik belde”.
De man van Exxon in Venezuela vindt zijn weg
Tegen de tijd dat Vecchio in september 2001 terugkeerde naar Venezuela, had Chavez al bijna drie jaar de leiding. Het land was volop in beweging: in 1999 had meer dan driekwart van de kiezers een nieuwe grondwet goedgekeurd die de politieke participatie en innovatieve rechten voor vrouwen, arbeiders, arme plattelandsbewoners en autochtonen verruimde. Deze hervormingen waren de start van een nieuwe reeks wetten, die de eenzijdige belangen van de heersende klasse van het land bedreigde, evenals die van het Amerikaanse bedrijfsleven.
De voormalige werkgever van Vecchio, Mobil-Oil, was gefuseerd met Exxon en was toen nog in Venezuela actief. Maar diens positie bij PDVSA zat nu in het vizier van de Bolivariaanse revolutie die door Chavez werd ingeluid. Venezuela had zijn oliereserves in de jaren zeventig weliswaar genationaliseerd, maar twintig jaar later zetten neoliberale hervormingen de sector open voor particuliere financiering. Chavez wilde dat proces omkeren en de voorheen onaantastbare PDVSA-hiërarchie liep gevaar.
De beslissing van Chavez om begin 2002 het hele bestuur van PDVSA te vervangen, zette hem op een ramkoers met de elite van het land, wat leidde tot een oliestaking die de economie van het land verlamde en de pogingen om hem uit de regering te verstoten toenamen.
Tegen die tijd kreeg Vecchio invloed in een snelgroeiende NGO-sector in Venezuela dankzij zijn mentor, Santana. “Toen ik in september 2001 definitief naar het land terugkeerde, vertelde Elias [Santana] me dat ze de mogelijkheid zochten om een nieuwe vereniging op te richten,” schreeft Vecchio in “Free”.
Vier maanden later, in januari 2002, richtten hij met Elias ‘Ciudadania Activa’ op, een zelfbenoemde ‘civiele vereniging’ met politieke’ decentralisatie’ als doelstelling.
Op 11 april 2002 haalde de oppositie van Venezuela een truuk uit tegen Chavez, waarbij zij hem ontvoerden en hem naar een eiland brachten, waardoor hij tijdelijk uit de macht werd geplaatst. De president van de Kamer van Koophandel van Venezuela, Pedro Carmona, kreeg de leiding in een “overgangsregering” die was opgericht in het beruchte niet-democratische “Carmona-besluit”. Onder de vertegenwoordigers van het ‘maatschappelijk middenveld’ die het document van 12 april ondertekenden, was een mede-oprichter van Vecchio en Santana’s ‘Ciudadania Activa’, Rocío Guijarro.
Hoewel de coup binnen 48 uur mislukte dankzij een massale publieke mobilisatie, is Ciudadania Activa tot op heden nog operationeel. Het bleek $ 76.900 te hebben ontvangen van USAID in de jaren na de staatsgreep, terwijl het werkelijke bedrag dat Ciudadania Activa van de Amerikaanse overheid heeft geoogst, onbekend is.
Na de mislukte poging om Chavez door een coup te verdrijven, heeft USAID zijn voetafdruk in het Venezolaanse maatschappelijk middenveld uitgebreid. In augustus 2002 heeft de dochteronderneming van het ministerie van Buitenlandse Zaken een “Office for Transition Initiatives” (OTI) in Caracas opgericht en een particuliere onderneming genaamd Development Alternative Incorporated (DAI) gecontracteerd om fondsen te betalen aan anti-regeringsgroepen.
Een van de oude vrienden van Vecchio hield toevallig toezicht op het multi-miljoen dollar project van DAI. In zijn autobiografie schrijft Vecchio over een man genaamd Antonio Iskansdar, een ‘goede vriend’ met wie hij samenwoonde toen hij naar DC verhuisde om in Georgetown te studeren. Iskansdar, eveneens een voormalige PDVSA-medewerker, werd vervolgens de “Programma-adviseur” van OTI Caracas voor, in zijn eigen woorden, “het ontwerpen van [de] eerste subsidieprogramma’s … in samenwerking met maatschappelijke organisaties.”
Vreemd genoeg maakte Vecchio geen melding van zijn vriend’s inbreng in de Amerikaanse regime-change operatie, hij beschreef hem alleen als een nuttige metgezel. Vandaag werkt Iskandar nog steeds voor DAI, dat in 2018 werd uitgeroepen tot “Large Business Partner of the Year” van USAID.
In Engelstalige interviews heeft Vecchio zijn activiteiten in de jaren onmiddellijk na de mislukte 2002 staatsgreep verdoezeld. In een gesprek met The Yale Globalist beschreef hij zichzelf bijvoorbeeld eenvoudig als een “professor aan een lokale universiteit.” In werkelijkheid legde Vecchio echter de basis voor een politieke verschuiving, richting door de Amerikaanse overheid gefinancierde maatschappelijke organisaties, terwijl hij volgens eigen bewoordingen een “succesvolle” carrière had als belastingadvocaat. In Amerikaanse publicaties is nooit het feit vermeld dat Vecchio voor ExxonMobil werkte, terwijl de inspanningen van Chavez om buitenlandse bedrijven uit Venezuela te verwijderen bedreigend werden.
In een interview met The Yale Globalist vatte Vecchio zijn intrede in de politiek samen als een vroege reactie op de opkomst van Chavismo. “Het was in 2001,” meldde het tijdschrift, “dat Carlos besefte dat men niet meer kon negeren wat er aan de hand was”. Bij nader inzien blijkt dat Vecchio pas in de politiek is gestapt nadat Chavez de olie-industrie in Venezuela had genationaliseerd, waardoor zijn groeikansen erin waren vernietigd.
In 2007 heeft Chavez Exxon en andere buitenlandse bedrijven met succes gedwongen vitale olieprojecten aan de overheid over te dragen. Het was toen dat Vecchio naar voren kwam als een de facto woordvoerder van de oppositie in de olie-industrie en in Amerikaanse media klaagde over “discriminatie” door Chavez.
“Ik zal ontslagen worden,” klaagde Vecchio in een interview met Marketplace, “omdat de overheid mij zal discrimineren.”
Volgens Marketplace was Vecchio tegen die tijd ‘al jaren in een vruchteloze juridische gevecht tegen Chavez’ herstructurering van de Venezuelaanse olie-industrie in.
Terwijl Exxon zijn kantoren ontmantelde, melde Vecchio dat hij een functie bij het bedrijf in Qatar kreeg aangeboden. Hij verwierp dat aanbod, om in plaats daarvan door te gaan met de strijd tegen het Chavismo. “Mijn beslissing [zal zijn] om in Venezuela te blijven, om deel uit te maken van verandering,” schreef hij. “Ik kan geen verandering van mijn land vragen, indien we zelf geen deel kunnen uitmaken van die verandering.”
Toen Carlos Leopoldo ontmoette: Het ontstaan van een politieke bromance.
Hoewel hij het goed had gedaan in de bedrijfswereld, leek Vecchio altijd op de tweede plaats te komen als het op politiek aankwam. In zijn eerste ambtsaanvaarding stelde hij zich in 2007 verkiesbaar als een “onafhankelijke burger” voor het burgemeesterschap van de rijke Chacao-wijk in oost Caracas. De wijk was de thuisbasis van de high-society van Caracas en bood Vecchio de perfecte plek om zijn skills van de Harvard Kennedy School te testen.
De burgemeestersverkiezingen van Chacao dat jaar veranderden in een burgeroorlog tussen primaire kandidaten die streden om de erfenis van Leopoldo Lopez over te nemen. Lopez, de rijzende ster van de oppositie met zijn roemrijke deelname aan de ontvoering van een minister tijdens de mislukte staatsgreep vijf jaar, werd uitgesloten wegens beschuldigingen dat hij eind jaren negentig zijn positie in de PDVSA had gebruikt, om de stichting van zijn Justice First-partij illegaal te financieren.
Vecchio stapte snel uit de race en verweet zijn falen aan een oververzadigde concurrentie in het district. Zijn gebaar bleef echter niet onopgemerkt, omdat López hem persoonlijk bedankte voor het besluit om te stoppen.
In zijn autobiografie schrijft Vecchio dat hij en López door deze aflevering “politieke broers” werden. Het was het begin van een relatie die de oppositie van Venezuela transformeerde. Vecchio had nog nooit een verkiezing voor een nationale ambt gewonnen en zou dat ook nooit doen, maar dankzij zijn band met Lopez zou een zetel in het parlement niet nodig zijn, om de invloed te bereiken waarnaar hij verlangde.
Een partij oprichten voor het Amerikaanse regime-change experiment
Eind 2007 was de economie van Venezuela booming, Chavez en zijn bondgenoten bleken onverslaanbaar en progressieven behaalden overwinningen in de landen van Latijns-Amerika. De VS was wanhopig op zoek naar een maatregel om de voorspoed van het continent terug te rollen. Generation 2007 kwam xaruit voort, een verzameling door de VS opgeleide jeugdwerkers die het perfecte werktuig vormden voor Vecchio en Lopez, om de oppositie van het land te radicaliseren.
In november stroomden duizenden studenten uit de midden- en hogere klasse de straat op om te protesteren tegen het besluit van de regering om de uitzendlicentie van Radio Caracas Television niet te verlengen, een oppositiekanaal dat de eer opeiste voor de staatsgreep die Chavez jaren geleden tijdelijk verdreef.
De demonstraties veranderden snel in een opstand tegen een opkomend constitutioneel referendum rond een voorstel om Venezuela tot een ‘socialistische’ natie te verklaren. Zoals Max Blumenthal en Dan Cohen rapporteerden voor The Grayzone, werd de beweging geleid door een groep activisten die werden getraind door de NED en het door de CIA gefinancierde Centrum voor Toegepaste Geweldloze Actie en Strategieën, of CANVAS. Het was het begin van “Generation 2007.”
De leiders van “Generation 2007” werden rechtstreeks gesponsord door USAID’s Office of Transitional Initiatives [OTI]. Zoals een aannemer die bekend was met hun projecten, in The Nation uitlegde aan academici Tim Gill en Rebecca Hansen : “De VS hadden een roekeloze campagne en brachten veel geld naar de studenten via OTI, en het werd krachtig als gevolg daarvan.”
“Ik ben trots. Het is alsof je je zoon en dochter ziet opgroeien, ‘vervolgde de aannemer. “Ik kende hen toen ze opgroeiden … de potentiële leiders voor een regeringswisseling, en wij waren degenen die hen de eerste stappen lieten zien.”
Voordat deze mobilisatie plaatsvond, was de oppositie van Venezuela gedemoraliseerd en leed de ene na de andere nederlaag bij de stemhokjes. Maar dankzij Generation 2007 wisten ze Chavez een zeldzame nederlaag te bezorgen, waardoor zijn referendum om het ’21st eeuwse Socialisme’ in te stellen, werd belemmerd. Het succes bracht nieuwe gezichten in de kudde van door de VS gesteunde NGO’s, waaronder de toekomstige staatsgreepleider, Juan Guaido, die in het boek van Vecchio, alleen in een sectie over het groei-effect van Generation 2007 vermeld wordt. Het start voor een politieke hergroepering was gemaakt, die het enthousiasme van de beginnende beweging zou omzetten naar echte macht.
In 2009 richtten Lopez en Vecchio Popular Will op, een partij die de belangen van de business class van Venezuela en het radicale, compromisloze beeld van haar jeugdige leiderschap weerspiegelde.
“We begonnen met het vormgeven van een politieke organisatie in plaats van een beweging,” schrijft Vecchio in zijn autobiografie.
Vecchio was voorbereid op deze taak tijdens zijn studententijd op Harvard. In een interview met The Politic uit 2013 herinnerde Vecchio zich: “Toen ik op de Kennedy School was, heb ik veel geleerd over de beste politieke praktijken en hoe ik ze in mijn land kon implementeren.”
En zoals bij bijna alle inspanningen van Vecchio, maakte de verborgen hand van de Amerikaanse regering het mogelijk.
“Omdat USAID en OTI niet rechtstreeks politieke partijen konden financieren,” vertelden Gill en Hansen, “werkten ze samen met partijleiders, waaronder die van Voluntad Popular [Popular Will], om oppositie-activisten te helpen bij het opzetten van” anti-overheids groepen.
“We hebben zelfs nieuwe NGO’s ontwikkeld die er in de ogen van de overheid erg neutraal uitzagen,” bekende een OTI-bron aan de twee academici. “Dus we gaven ze geld … Ze trokken mensen op subtiele wijze weg van Chávez.”
Bij de oprichting van Popular Will heeft Vecchio de enthousiaste leiders van “Generation 2007” effectief samengevoegd met de netwerken die zijn opgezet door de vele door de VS gesteunde ngo’s, waarbij ze werden verenigd onder de overkoepelende leiding van Lopez, een man die algemeen wordt beschouwd als de meest charismatische nationale kandidaat van de oppositie.
In tegenstelling tot andere oppositiepartijen presenteerde Popular Will zich zorgvuldig op een manier die niet vervreemdde van degenen die de sociale voordelen van Chavismo erkennen. In 2014 werd de partij opgenomen in de Internationale Socialisten, een status die de partij in staat stelde zichzelf als progressief te beschouwen, niet alleen voor Venezolanen, maar ook voor linksen in het Westen. (De beruchte militaristische Israëlische Labour-partij is ook lid van de Internationale Socialisten).
Toen Vecchio werd gevraagd om het platform van de partij te beschrijven, worstelde hij om iets meer te bieden dan de standaardbeloften van ‘democratie’ en ‘vrijheid’.
Maar bovenal werd één standpunt duidelijk verwoord: “We willen dat olie een normale grondstof wordt in de internationale arena,” vertelde de voormalige medewerker van Exxon, Mobil en PDVSA aan The Politic. Tot zover de veronderstelde inzet van Popular Will voor ‘socialisme’.
Sinds de oprichting van Popular Will in 2009, kreeg het een overweldigende steun bij de stembus, en recentelijk als derde tijdens de parlementsverkiezingen in 2015. Ondanks het feit dat ze worstelden om daadwerkelijke stemmen te winnen, toonden Lopez en Vecchio een griezelig vermogen om chaos en zelfs dodelijk geweld op te wekken in de straten van Venezuela in tijden van crisis.
“We moeten chaos op straat creëren”
Na de vroegtijdige dood van Hugo Chavez in 2013, realiseerde de oppositie van Venezuela, dat hun verwachtiing, dat de Bolivariaanse revolutie met haar leider zou sterven, onjuist was. Na het verliezen van de presidentsverkiezingen tegen Nicolas Maduro in april, en zeven maanden later hetzelfde verhaal met gemeenteraadsverkiezingen, raakten de oppositieleiders in paniek. Toen Maduro hen uitnodigde om een nationale dialoog aan te gaan, keerde Popular Will zich in plaats daarvan naar de straat.
Op 23 januari 2014 voegde Lopez zich bij een notoir extreme oppositieleider, ook gesteund door de VS, Maria Corina Machado, om de campagne “La Salida” (De Uitgang) te lanceren, waarin werd opgeroepen tot massale demonstraties om het aftreden van Maduro te forceren.
“We moeten chaos op straat creëren door een verantwoorde maatschappelijke strijd”, donderde Machado.
De inspanning van Lopez om onrust aan te wakkeren bereikte een hoogtepunt op 12 februari. Geflankeerd door Vecchio en Guaidó stond de blonde provocateur op Plaza Venezuela in Caracas en eiste [vid] , dat demonstranten naar het kantoor van de procureur-generaal zouden marcheren. Kort nadat de leiders van de Popular Will het podium verlieten, gaven anti-regeringsdemonstranten gehoor aan de oproep van Lopez en probeerden het regeringsgebouw af te branden.
Het geweld leidde tot een arrestatiebevel voor zowel Lopez als Vecchio op beschuldiging van openbaar aanzetten tot geweld, materiële schade, brandstichting en samenzwering. Lopez werd op 18 februari gearresteerd, maar het straatgeweld van “La Salida” ging door tot half mei.
Tegen het einde van La Salida had de chaoscampagne [vid] van de oppositie bijgedragen aan de dood van 49 mensen, meer dan 800 gewonden en bijna 10 miljard dollar schade.
“Het voorstel van La Salida had een langetermijnvisie,” herinnerde Vecchio zich in zijn boek. “Het was een progressieve blauwdruk.”
Na de arrestatie van Lopez verdween Vecchio 108 dagen voordat hij weer op de meest waarschijnlijke plaatsen opdook.
Van Yale naar topman in Popular Will
In de maanden voorafgaand aan de ‘La Salida’-campagne had Vecchio een kort onderbreking in de organisatie van Popular Will, om aan weer een exclusieve Amerikaanse instelling aan de oostkust cursussen te volgen .
Dit keer was hij een ‘Maurice R. Greenberg World Fellow’ aan de Yale University en nam hij deel aan een programma dat vernoemd was naar de voormalige CEO van de investeringsmega-bank AIG en erevoorzitter van de Council on Foreign Relations. Slechts jaren daarvoor had mede-aanstichter van “La Salida”, Maria Corina Machado, genoten van dezelfde beurs. Het werd gefinancierd door o.a. de Open Society Foundation van George Soros, de USAID, het door de NAVO gesteunde Duitse Marshall Fonds, en de door Rockefeller opgerichte Asia Society.
In opmerkingen gemaakt bij ‘The Politic’ zei Vecchio dat hij naar New Haven reisde “om te zien wat ik kan leren … en om te zien hoe ik het kan toepassen op Venezuela, met name in sociale innovaties, internationale betrekkingen en de rol van olie in de internationale gemeenschap.”
Hij zag Yale duidelijk als een nieuwe stap op weg naar regime-change, en merkte op: “Het helpt ook om mensen te vertellen wat er in mijn land aan de hand is en om zich voor te bereiden op de volgende grote stappen die moeten worden gezet.”
Hoewel Vecchio niet dieper op die zogenaamde ‘stappen’ inging, was binnen maanden na zijn terugkeer naar Caracas in december 2013, was Venezuela in politieke onrust afgedaald. Lopez zat in de gevangenis en Vecchio had besloten ondergronds te gaan. Zijn verdwijning bracht zijn voormalige leraren en klasgenoten in New Haven in een staat van verhoogde angst.
“Slechts twee maanden geleden volgde Carlos Vecchio lessen en werd hij vrienden met de faculteit en studenten op de campus van Yale University,” meldde Yale’s undergraduate paper The Politic op 20 februari 2014. “Nu bevindt de voormalige Yale World Fellow zich als het doelwit van een aanhoudingsbevel in Venezuela. “
“We maken ons grote zorgen over de veiligheid van Carlos Vecchio: hij verbergt zich momenteel in Venezuela met beperkte toegang tot communicatie”, verontrustte Yale World Fellows-directeur Michael Cappello.
“Dit is vooral een vreedzame beweging geweest die heeft geprobeerd te werken aan hervorming door deelname aan het politieke systeem,” voegde Cappello, een professor in de kindergeneeskunde en lid van de Council on Foreign Relations er aan toe. “Ik denk dat het verdient om gevierd te worden.”
Begin juni 2014 dook Vecchio op in New York City. Daar legde hij in zijn eerste interview sinds zijn vertrek uit Venezuela uit, dat Lopez en zijn collega’s besloten dat hij de partij het beste vanuit het buitenland kon dienen.
“Ze vonden dat ik op dit moment het nuttigst ben, door de schendingen aan te klagen die nog steeds bestaan tegen de mensenrechten in Venezuela op internationaal niveau,” vertelde hij [vid] CNN Español, “Dus dat gaan we doen.”
Met Lopez onder huisarrest en niet in staat om internationaal te manoeuvreren, waren de dagen van Vecchio als “nummer twee” uiteindelijk voorbij. Vanaf dat moment begon hij zich te gedragen als de leider van de oppositie van Venezuela in de VS, en spande hij zich in om Amerikaanse topambtenaren ervan te overtuigen dat steun voor Popular Will hun beste keus was voor het bereiken van regime-change.
Vecchio schreef over de lobby-offensief in zijn boek: “Ik moest in het Amerikaanse Congres, het Witte Huis en het State Department kennismaken met professoren van Amerikaanse universiteiten, verschillende ambassadeurs en [invloedrijke] maatschappelijke organisaties in de staten.”
Met Almagro aanpappen, de OAS tegen Venezuela opzetten
In maart 2015 heeft de Obama-regering een uitvoerend bevel uitgevaardigd waarin wordt verklaard dat Venezuela een “bedreiging voor de nationale veiligheid” is. Ofschoon geen bewijs geleverd werd van het gevaar dat het land voor het Amerikaanse publiek vormde, critiseerde het decreet “de erosie van mensen rechten garanties [en de] vervolging van politieke tegenstanders ”- een duidelijke verwijzing naar de arrestatie van Lopez. De sancties werden vervolgens door de Obama- en Trump-regeringen uitgewerkt in een escalerende reeks unilaterale dwangmaatregelen gericht op het hart van de economie van Venezuela.
Terwijl Vecchio lobbyde bij Amerikaanse functionarissen voor inspanningen voor een regime-change, besteedde hij speciale aandacht aan Luis Almagro, de Uruguayaanse minister van Buitenlandse Zaken die in mei 2015 was aangesteld als secretaris-generaal van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS). Hij schreef over het hebben van “een lang gesprek” met Almagro over Venezuela,” om van de gelegenheid gebruik te maken om hem te vertellen wie we zijn in Popular Will, dat we geloven in democratie, in een economie die niet in goede handen is bij de staat, [en] dat we geloven in private stimulansen.”
Vecchio zei dat hij en Almagro “begonnen met het opstellen van een rapport zodat de OAS in ieder geval het onderwerp Venezuela zou benadrukken en de mogelijkheid zou kunnen overwegen om het Inter-Amerikaans Democratisch Handvest toe te passen.”
Een jaar later presenteerde Almagro een rapport van 114 pagina’s over de situatie in Venezuela en riep hij op tot een referendum over het leiderschap van Maduro, waarin hij verklaarde: “De situatie waarmee Venezuela vandaag wordt geconfronteerd, is het directe resultaat van de acties van de machthebbers.” Net zoals Vecchio hoopte, beriep Almagro zich op artikel 20 van het Inter-Amerikaans Democratisch Handvest, gereserveerd voor gevallen waarin de regering van een lidstaat “de democratische orde ernstig schaadt”.
Almagro’s vijandige obsessie met Venezuela leidde ertoe dat het land zich eind april 2017 terugtrok uit de OAS. De toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Delcy Rodriguez van Venezuela beschuldigde de secretaris-generaal als een “verrader van alles wat de waardigheid van een Latijns-Amerikaanse diplomaat vertegenwoordigt.”
Maar Vecchio verwees naar Almagro in gloeiende termen. “Het Venezolaanse volk zal hem nooit kunnen bedanken voor zijn strijd om de democratie te herstellen,” zei hij over Almagro in zijn memoires, “daarom vertel ik hem altijd dat hij de meest Venezolaanse Uruguayaan van ons allemaal is.”
In de proloog van de autobiografie van Vecchio beschreef Almagro de Venezolaanse advocaat als inspiratie. “Carlos Vecchio was de eerste Venezolaanse politieke leider die mij benaderde over het onderwerp Venezuela nadat ik mijn functie als secretaris-generaal van de OAS had aangenomen”, herinnerde hij zich.
Drie jaar later, toen de Trump-regering een staatsgreep in Venezuela initieerde, zorgde Almagro ervoor dat Guaido door de OAS erkend werd als de interim-president van Venezuela, en vervolgens Gustavo Tarre, geaccepteerd werd als vertegenwoordiger bij de OAS, in een expliciete schending van de statuten van de organisatie zelf.
Via Almagro was Vecchio door een internationale instelling gedenderd en had de VS een nieuwe basis gelegd om met hun streven naar regime-change in Caracas verder te gaan..
Van activist voor regime-change tot Amerikaans ‘ambassadeur’
In januari 2019 ontving de Popular Will-partij van Vecchio het mandaat dat het gewild had, voor het leiderschap in Venezuela.
De overwinning die zijn partij behaalde, kwam niet door een populaire stemming, maar dankzij de unilaterale erkenning door de Trump-regering van Juan Guaido, het hoofd van de wettelijk opgeheven Nationale Vergadering van Venezuela, als president van het land. Binnen enkele dagen na de formele erkenning op 23 januari van Guaido door de VS, verwelkomde het Witte Huis Vecchio als de nieuwe ‘ambassadeur’ van Venezuela in Washington.
Toen Trump begin februari zijn State of the Union-adres afleverde en het besluit van zijn regering om Guaido te erkennen, bekrachtigde, zat Vecchio in de Capitol-kamer als eregast van Florida Sen. Marco Rubio.
“Carlos Vecchio leidt de regering van Venezuela vanuit de VS,” meldde destijds de kop van Miami Herald.
De betrouwbare anti-Maduro-krant meldde: “De afgelopen vier jaar was Carlos Vecchio een vaste bezoeker in Venezolaanse restaurants in Doral, samen met wetgevers en gemeenschapsleiders terwijl ze tegen Maduro tekeergingen.” De Bode merkte op dat Vecchio ervoor koos om zijn tijd door te brengen in “de stad met het hoogste percentage Venezolanen in het hele land”, in plaats van in New York of DC.
“Ik ken Carlos Vecchio al lang”, zei de senator van Florida, Rick Scott. Zijn tegenhanger, Rubio, zei over Vecchio: “We weten allemaal al wie hij is.”
Guillermo Zubillaga, senior directeur van Public Policy Programs en Corporate Relations bij de Council of the Americas, kon zijn opwinding nauwelijks bedwingen wanneer hij met de Herald over Vecchio sprak.
“Ik weet zeker dat Carlos perfect geschikt is om diplomaat te zijn,” zei hij, “je kunt elke oppositiepersoon van veel partijen vragen en zij zullen je vertellen dat ze niets tegen Carlos hebben.”
Zubillaga prees het vermogen van Vecchio om leden van beide grote Amerikaanse partijen te charmeren, en noteerde de pro-staatsgreepstandpunten van Democraten zoals Rep. Debbie Wasserman-Schultz als “bewijs van [zijn] werk.”
Volgens Zubillaga heeft Vecchio “iets dat weinig mensen in Washington hebben: tweedelige steun voor zijn zaak.”
Maar terwijl de staatsgreep zich voortsleurde en Maduro stevig verankerd bleef, zouden de cheerleaders van Vecchio leren dat ondersteuning door twee partijen in de VS geen garantie was voor ondersteuning het volk, waar ze die het meest nodig hadden.
De strijd om de ambassade in DC
Op 1 mei, de dag na Juan Guaido’s gefaalde militaire putsch in Caracas, marcheerde een vastberaden Vecchio door de 30e straat in de chique Georgetown-wijk van Washington DC en bereidde zich voor op een eigen staatsgreep. Gedurende meer dan 24 uur hadden tientallen Guaido-aanhangers de Amerikaanse ambassade van Venezuela omsingeld en onder leden van de anti-oorlogsactivisten die binnen waren gestationeerd werd erover gesproken, dat Vecchio die dag zou proberen het gebouw binnen te komen.
In de ogenblikken vóór de aankomst van Vecchio zwermde een menigte staatsgreepsympathisanten beschermd door de Amerikaanse geheime dienst de ambassade binnen, vielen vredesactivisten buiten lastig, en hinderen die in het gebouw. Veel van de oppositieleden namen hun toevlucht tot racistische, seksistische en homofobe beschuldigingen, bedreigden de vredesactivisten met geweld en vernielden zelfs de ambassade. Hun lelijke vertoningen stond haaks op het keurige imago dat Vecchio had geveinst, maar ze zouden herkenbaar zijn voor iedereen, die getuige was geweest van de chaos die door zijn Popular Will-partij door de jaren heen in Venezuela was gestookt.
Toen vertegenwoordigers van de staatsgreep in de late namiddag zich begonnen te verzamelen voor een persconferentie van Vecchio, werden ze begroet door de daverende gezangen van het Embassy Protection Collective versterkt door luidsprekers die naar beneden schalden vanuit de ramen op de derde verdieping.
“Hoeveel coups zijn er nodig? Vecchio is nep! ‘
De kreten van boven overstemden het adres van Vecchio toen hij op het toneel arriveerde. Hij werd gedwongen het toneel te ontvluchten van wat zijn overwinningsronde zou zijn zonder zelfs maar een poging om zijn eigen veronderstelde ambassade te betreden. Het zou drieëntwintig lange dagen duren voordat hij voet in het gebouw kon zetten.
De co-auteur van dit stuk, Anya Parampil, was als journalist ter plaatse in de ambassade tijdens de hele impasse. Ze probeerde Vecchio meerdere keren vragen te stellen, maar werd ruw behandeld door zijn aanhangers als ze hem naderde, ofwel genegeerd. Vecchio heeft niet gereageerd op interviewverzoeken en vragen die voorafgaand aan de publicatie van dit artikel zijn verzonden.
Temidden van zijn strijd om de ambassade, wierpen de machtige bondgenoten van Vecchio hem een troostprijs toe. Op de avond van 14 mei ontving de wannabe-diplomaat de ‘Freedom Award of the International Republican Institute’, uit hande van de senator van Florida, Rick Scott. De door ExxonMobil en National Endowment for Democracy [NED] gefinancierde organisatie had zijn prijs toegewijd “aan individuen die hebben gewerkt om vrijheid en democratie in hun land te bevorderen” voor “het Venezolaanse volk”.
“Bedankt Elliot,” riep [vid] Vecchio tijdens zijn acceptatietoespraak, terwijl hij naar de speciale gezant van Trump voor Venezuela en veroordeeld Iran-Contra-misdadiger Elliot Abrams gebaarde. “Bedankt dat je een vriend bent geworden in dit gevecht.”
Na de ceremonie werd Vecchio overgebracht naar de Venezolaanse ambassade, waar hij de prijs schonk aan een grote menigte pro-staatsgreepactivisten die zich nog steeds buiten verzamelen. Zoals tijdens zijn vorige verschijning op het ambassadeterrein, brulden activisten spottende gezangen uit hun luidsprekers in de ambassade.
Vecchio mengde zich in de menigte, onbewogen voor de meedogenloze minachting. Enkele dagen later, nadat Amerikaanse agenten de ambassade overvallen hadden en de activisten er binnen hadden gearresteerd, keerde Vecchio opnieuw terug om zijn aanhangers op te jagen en de media toe te spreken.
‘We hebben een bevrijde ambassade!’ Kondigde Vecchio aan, geflankeerd door een rauwe menigte emigranten.
Hij was vanwege het mislukken van de staatsgreep misschien niet in staat om consulaire diensten zoals visumverlengingen te bieden, maar Vecchio was klaar om een grote triomf te verklaren.
“Ik ben dankbaar voor het geduld van het Venezolaanse volk”, ging hij verder. “Maar ik wil ook de regering van de Verenigde Staten bedanken: hartelijk dank! En ook dank aan president Trump. Bedankt aan het ministerie van Buitenlandse Zaken. Bedankt aan de veiligheidsdiensten die een ongelooflijke hulp waren … De geheime dienst, aan alle beveiligingsinstanties, de lokale politie … hartelijk dank! “
Met zijn lange lijst van shout-outs onthulde de voormalige advocaat van Exxon de ware krachten achter de politieke beweging die hij vertegenwoordigde. Tussen Washington en Miami, tussen de Venezolaanse diaspora en de Amerikaanse politieke elite, had Carlos Vecchio een kiesdistrict gevonden zonder een enkele stem te winnen.
De originele Engelse publikatie van de tekst van Anya Parampil en Diego Sequera was op The Grayzone June 18, 2019.
Anya Parampil is een journalist in Washington, DC. Ze heeft verschillende documentaires gemaakt en gerapporteerd, waaronder rapporten ter plaatse van het Koreaanse schiereiland, Palestina, Venezuela en Honduras.