Bron: Cira Pascual Marquina en Chris Gilbert
Venezuelanalysis 26 mei 2023

Een volksorganisatie bouwt aan een nieuw model voor de productie en distributie van voedsel op basis van wederkerigheid.

Pueblo a Pueblo [People to People] is een grassroots project voor het organiseren van de productie, distributie en consumptie van voedsel, dat landbouwproducenten verbindt met stedelingen. Hiermee breekt het project met het despotisme van de kapitalistische markt. In deel I en II van dit vierluik in de serie Communal Resistance vertellen de woordvoerders van Pueblo a Pueblo over de methode en geschiedenis van hun organisatie en over de gevolgen van de Amerikaanse blokkade. In deel III praten Pueblo a Pueblo deelnemers met ons over de overgang naar een soeverein, agro-ecologisch model.

Ana Daniela Dávila is lid van het Pueblo a Pueblo systematiserings- en distributieteam | Antonio Bracamonte is een producent in Carache en woordvoerder van de Bolívar en Chávez Commune | Gabriel Gil is lid van het Pueblo a Pueblo Coördinatieteam | Laura Lorenzo is de Nationale Coördinator van Pueblo a Pueblo | Italo Román is een producent in Carache | Luis Velázquez is een producent in Carache (Voces Urgentes)

Een model voor soevereiniteit

Conventionele, chemisch-intensieve landbouw genereert afhankelijkheid van externe bedrijfsbelangen. Dat is een van de redenen waarom Pueblo a Pueblo een agro-ecologische overgang promoot.

Laura Lorenzo: Het project van Chávez gaat over het opbouwen van een soevereine socialistische samenleving en in deze tijden van blokkade is dit nog belangrijker geworden. Daarom staan we pal achter het Chavista-project en werken we hard om voedselsoevereiniteit buiten de kapitalistische markt te promoten.

Pueblo a Pueblo gaat over voedselsoevereiniteit van onderaf: over het opbouwen van een distributie- en consumptiesysteem dat ervoor zorgt dat campesinos en consumenten met elkaar verbonden zijn en dat in hun behoeften wordt voorzien binnen een kader dat niet alleen materieel, maar ook soeverein en sociaal is.

De markt wordt gedreven door belangen die nooit echt nationaal en nooit collectief zijn. We moeten erkennen dat onze afhankelijkheid ons kwetsbaarder heeft gemaakt voor de imperialistische blokkade. Daarom is het zo belangrijk om een methode te ontwikkelen die de nationale, campesino-productie bevordert – zonder geïmporteerde zaden en zonder landbouwchemicaliën.

Nog één ding: agro-industrie is nooit bevorderlijk voor soevereiniteit. Waarom? De agro-industrie is niet alleen sterk afhankelijk van geïmporteerde landbouwgrondstoffen, maar wordt ook gedreven door de behoeften van de internationale markt, niet door de behoeften van het land.

RENTIERISME OVERWINNEN

Gabriel Gil: Wij geloven dat het geld dat voortkomt uit de olie-inkomsten gebruikt moet worden voor sectoren als gezondheidszorg en onderwijs, en ook voor het opbouwen van een nieuw productiemodel. Dat model moet de afhankelijkheid van pacht overwinnen, soeverein zijn en rekening houden met het menselijk leven. In de twintigste eeuw veranderde Venezuela door de zogenaamde internationale arbeidsverdeling in een oliemonoproducent. In economische termen is een dergelijke regeling gebaseerd op het exporteren van ruwe olie en, op zijn beurt, het importeren van voedsel en andere goederen. Natuurlijk leidt dit tot processen van deïndustrialisatie en ontvolking.

Maar ons “rentierisme” (renteniersysteem*) is niet beperkt tot de productie van fossiele brandstoffen. Zelfs op dit moment neemt de industriële monoproductie op het platteland toe. Dat soort landbouwproductie gehoorzaamt aan een logica die indruist tegen de praktijken van campesino’s en inheemse volken die de gezondheid van het land beschermen.

In onze strijd om het huidige systeem te overwinnen, moeten we voorouderlijke rationaliteiten herstellen. Waarom eisen 20.000 Yanomami’s [inheems volk in het Venezolaanse en Braziliaanse Amazonegebied] drie miljoen hectare op? Omdat ze hun voorouderlijk land willen helen. Waarom eisen campesinos de pacht op van braakliggend land? Omdat ze willen produceren en zo de uitbreiding van de agro-industriële, op fossiele brandstoffen gebaseerde landbouw willen tegenhouden.

Het officiële discours is kritisch over rentenieren en erkent dat het model uitgeput is. Dat is goed, maar discours en actie moeten hand in hand gaan! In feite worden agro-industriële praktijken gepromoot en nemen ze hier zelfs toe. Helaas zijn dit “rentier”-praktijken, die de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verdiepen.

Om het rentierisme te overwinnen, moeten we ook de gebieden terugwinnen die nu gewijd zijn aan conventionele, kapitalistische landbouw. Dat is niet eenvoudig omdat het gebruik van landbouwchemicaliën zo wijdverspreid is in Latijns-Amerika, en niet alleen in grootschalige agro-industriële bedrijven. In feite is het gebruik van giftige chemische pakketten ook ingesleten op familieboerderijen.

Het is tijd om over te stappen op een agro-ecologisch model dat gediversifieerd, onafhankelijk en post-rentier is. De staat moet zijn steentje bijdragen, en volks- en gemeenschapsorganisaties moeten ook hun steentje bijdragen.

Voces Urgentes

“PAPA PARA LA VIDA, NO PARA EL CAPITAL” [AARDAPPELEN VOOR HET LEVEN, NIET VOOR HET KAPITAAL]

Laura Lorenzo: Wanneer producenten afhankelijk zijn van zaden die uit het buitenland komen, valt de sociale, politieke en economische integriteit van de natie uiteen. Daarom is een van de interesses van Pueblo a Pueblo de productie van zaden. Dat is waar het project “Papa para la vida, no para el capital” in beeld komt. Dit is een project dat Pueblo a Pueblo heeft ontwikkeld in samenwerking met PROINPA, een organisatie van campesino’s met een hoogwaardig zaadlaboratorium in de hooglanden van de Andes.

PROINPA speelt een belangrijke rol in het bevorderen van nationale soevereiniteit op het gebied van zaden. Ze produceren aardappelzaden die aangepast zijn aan de regio en ze onderhouden een zaadbank die van strategisch belang is voor de natie.

Daarnaast produceren de mensen die verbonden zijn aan PROINPA aardappelen. Net als de meeste campesinos in het land zijn ze afhankelijk van tussenpersonen die hun gewassen tegen zeer lage prijzen kopen. Wanneer hun productie dan op de markt aankomt, is de handelsmarge enorm.

“Papa para la vida” [Aardappelen voor het leven] is een initiatief dat rond 2018 van start ging. Het stelt PROINPA en Pueblo a Pueblo in staat om de hele cyclus van de aardappelproductie te controleren – vanaf het pootgoed tot aan de consumptie. Dat is voedselsoevereiniteit in een notendop!

Nu moeten we erkennen dat “Papa para la vida” nu tot stilstand is gekomen. De economische situatie in het algemeen en vooral de COVID lockdown hebben een negatieve invloed gehad op het project, maar we hopen het in de komende maanden weer op te starten.

Antonio Bracamonte: Vroeger werd aardappelzaad geïmporteerd uit Canada. We kochten het pakket tegen gesubsidieerde prijzen van Agropatria [staatsdistributeur van landbouwproductiemiddelen]. Toen de blokkade over ons kwam, realiseerden we ons dat we afhankelijk waren: we konden ons eigen voorouderlijke gewas niet verbouwen!

“Papa para la vida” begon deze situatie te veranderen. Hand in hand met PROINPA begonnen we zowel pootaardappelen als consumptieaardappelen te verbouwen. Op die manier begonnen we de soevereiniteit van Venezuela te vergroten.

Ana Daniela Dávila: Venezuela kocht pootaardappelen uit Canada en we waren afhankelijk van Monsanto en andere transnationale bedrijven om landbouwproductiemiddelen voor de teelt te krijgen.

Dat was een zwakke flank en de vijand gebruikte die om Venezuela op de knieën te krijgen. Naast vele andere problemen zorgde de blokkade ervoor dat aardappelen – een belangrijk onderdeel van ons dieet – erg schaars werden.

“Papa para la vida’ stelt campesinos in staat om de afhankelijkheid van buitenlandse pootaardappelen te doorbreken door het jarenlange wetenschappelijke werk van PROINPA samen te brengen met de kundigheid van Pueblo a Pueblo om buiten de markt te distribueren.

Tussen 2018 en 2020 hebben we 160 tot 210 duizend kilo aardappelen per jaar gedistribueerd. Daarom zeggen we dat “Papa para la vida” de kapitalistische markt terugdringt en ons in de richting van voedselsoevereiniteit brengt. Door dit initiatief zijn de aardappelen nu in handen van de bevolking – van het zaad tot de tafel!

DE AGRO-ECOLOGISCHE OVERGANG

Gabriel Gil: Het land afpakken van grootgrondbezitters is volkomen rechtvaardig, maar als de productie georganiseerd blijft volgens de conventionele, monoproducerende logica die kapitalistische bedrijven opleggen, zullen we niet alleen de aarde uitputten en verzieken, maar ook afhankelijk blijven van de markt… En voedselsoevereiniteit zal ons ontglippen!

Toen de Zaadwet in 2015 werd gepromoot, zeiden velen dat het naïef was om af te stappen van genetisch gemodificeerde zaden. Uiteindelijk, zo blijkt, heeft de Amerikaanse blokkade zelf de toegang van Venezuela tot conventionele landbouwproductiemiddelen beperkt: van transgene en gemodificeerde zaden tot landbouwchemicaliën. Als we al eerder waren overgestapt op conventionele landbouw, zou de blokkade een kleinere impact hebben gehad.

Ook al is de impact van de sancties verwoestend, we hebben gaandeweg veel geleerd. Het belangrijkste vanuit ons perspectief is een geleidelijke verschuiving naar biologische productiemiddelen onder de campesinos. Deze alternatieven zijn goedkoper en minder schadelijk, en ze zijn ook soevereiner.

Sommige mensen maken en gebruiken nu regenwormhumus als meststof en passen vruchtwisseling en diversificatie van gewassen toe. Verder wordt er afgestapt van conventionele pesticiden. Op dit moment kosten de conventionele fungiciden voor tomaten die verkocht worden door ecocidale bedrijven ongeveer US $1500 per acre! Daarentegen hebben we een zelf geproduceerde minerale samenstelling van kopersulfaat en kalk [sulfocalciumbouillon]. Het is net zo efficiënt, veel minder schadelijk voor de campesino en de aarde en vereist een investering van slechts ongeveer $100 per hectare.

Tot slot, als het gaat om de agro-ecologische overgang, is er het probleem van indoctrinatie: Bayer en Monsanto spenderen elk jaar honderden miljoenen aan reclamecampagnes. Daarom denken veel producenten dat het zelfmoord is om af te stappen van pesticiden. Het blijkt echter dat toen het gebruik van pesticiden in de jaren zestig veel lager lag, het productieverlies door ongedierte ongeveer 32% bedroeg. Daarentegen is het huidige verliespercentage, met ruim gebruik van pesticiden, maar liefst 37%. We moeten producenten beter voorlichten.

Antonio Bracamonte: Industriële landbouw verarmt het land van voedingsstoffen, terwijl de boerenlandbouw het probeert te behouden voor toekomstige generaties. Na dertig jaar gebruik van landbouwchemicaliën wordt het land onvruchtbaar. Agro-ecologische praktijken brengen voedingsstoffen terug in de bodem door het land te braak te leggen, door vruchtwisseling en door het gebruik van sulfocalciumbouillon die geen bestuivende insecten doodt.

Beetje bij beetje stappen we af van het rooflandbouwmodel, en dat doen we met de hulp van Pueblo a Pueblo. Maar het gaat niet alleen om het land: landbouwchemicaliën schaden ook de producenten. De effecten treden niet van de ene op de andere dag op – tenzij we direct worden blootgesteld aan acute vergiftiging – maar op de lange termijn leiden de chemicaliën tot aandoeningen aan de luchtwegen, de huid en het centrale zenuwstelsel die fataal kunnen zijn.

Luis Velázquez: Afstappen van landbouwchemicaliën is niet gemakkelijk, maar we gaan de goede kant op. Een van de problemen is dat er een “lappendeken” overgang kan ontstaan: Als ik geen landbouwchemicaliën gebruik maar mijn buurman wel, dan heeft dat gevolgen voor mijn productie. Daarom moet er een brede culturele verschuiving plaatsvinden en daarom spelen organisaties zoals Pueblo a Pueblo zo’n belangrijke rol.

Voces Urgentes

Collectieve actie

Wederkerigheid en solidariteit zitten in het DNA van het leven van de campesino’s en nu Pueblo a Pueblo zich inzet voor een agro-ecologische overgang, worden deze praktijken nog belangrijker.

POPULAIRE AGRO-ECOLOGIE

Gabriel Gil: We gebruiken vaak een term die is bedacht door Eduardo Sevilla Guzmán van het Campesino Studies Institute [Spaanse staat] om over ons strategisch doel te praten: popular agroecology (volkslandbouw op basis van permacultuur). De term verwijst naar het ecologisch gebruik van natuurlijke hulpbronnen door collectieve sociale actie.

De populaire agro-ecologie omvat het herstel van zowel de campesino als de inheemse gronden, gebieden en ook praktijken die door de moderne landbouw onzichtbaar zijn geworden. Populaire agroecologie moet niet verward worden met de dure consumptie van biologische producten, die alleen toegankelijk is voor een paar bevoorrechten. Populaire agroecologie gaat over de wederopbouw van gemeenschappen, de communautarisering van het leven en het produceren van gezond voedsel om te voldoen aan de behoeften van werkende mensen.

Maar een wijdverspreide verschuiving naar populaire agro-ecologie zal niet gebeuren door louter goede wil. Daarom stellen wij voor dat de Venezolaanse staat zijn beperkte middelen aanwendt om biologische landbouwproductiemiddelen te produceren. Het Integraal Landbouwgezondheidsinstituut [INSAI], dat in de tijd van Chávez werd opgericht, heeft 33 laboratoria voor de ontwikkeling en productie van bio-inputs (productiemiddelen). Helaas hebben commerciële belangengroepen een aantal van deze laboratoria hergebruikt voor de productie van chemische inputs die alleen toegankelijk zijn voor grootschalige agro-industriële belangen.

Als Pueblo a Pueblo hebben wij een tegenvoorstel: noch staatscontrole, noch privécontrole. Deze strategische laboratoria moeten onder controle van de bevolking staan. Per slot van rekening voeden onze kleine tot middelgrote producenten het land, dus zouden wij de controle over de laboratoria moeten hebben. De meervoudige crisis van Venezuela biedt ons de beste voorwaarden voor een agro-ecologische transitie.

RECIPROCITY **

Gabriel Gil: In Carache [de thuisbasis van Pueblo a Pueblo in de staat Trujillo] – en in het algemeen in campesino-gebieden – zijn er voorouderlijke vormen van collectieve arbeid die belangrijk zijn voor het opbouwen van een agro-ecologische toekomst. Hier zijn praktijken van wederzijdse hulp zoals “mano vuelta” [een helpende hand toesteken] en “convite” [uitnodigen] springlevend.

Maar waar gaan deze praktijken eigenlijk over? De convite is een solidaire praktijk waarbij vijf of meer families samenkomen voor een taak die moeilijk alleen uit te voeren is. Maar meestal brengt de convite niet alleen mensen samen: “yuntas” [ossenploegen] zijn belangrijk voor deze al bestaande gemeenschappelijke praktijk.

De organisatoren van een convite hebben bepaalde verplichtingen: ze moeten een stevige sancocho [stoofpot] en een cocuy [zelfgemaakte likeur] geweekt met “dítamo real” [een plant met geneeskrachtige eigenschappen] aanbieden aan de deelnemers. De dag wordt meestal ook afgesloten met liederen en zelfs dansen.

Mano vuelta lijkt op de convite maar dan kleinschaliger. Als er bijvoorbeeld werk gedaan moet worden op mijn veld en ik heb hulp nodig, dan wend ik me vaak tot een buurman of vriend. Later, als hij of zij hulp nodig heeft, ga ik naar hun veld om een handje te helpen.

Iets belangrijks aan zowel convite als mano vuelta is dat er nooit giftige pesticiden of meststoffen worden gebruikt. Als producenten op dat gebied hulp willen, zullen ze daarvoor moeten betalen. Met andere woorden, deze traditionele praktijken gaan hand in hand met een wereldbeeld dat respect heeft voor menselijk leven en de natuur.

Tot slot is er de cayapa, die niet gaat over de zorg voor het land zelf, maar over de gemeenschap die samenkomt om een weg, gemeenschappelijke vrachtwagen, school of openbaar plein te repareren.

De mano vuelta, de convite en de cayapa zijn praktijken van campesino’s en inheemse volken die het kapitalisme niet heeft kunnen terugdringen. Ze zijn gebaseerd op de principes van solidariteit, wederzijdse hulp en integratie in de gemeenschap. Hoewel ze uit het verleden stammen, helpen ze ons na te denken over een betere toekomst.

Italo Román: De convite en mano vuelta houden in dat ik jou help en dat ik weet dat jij mij later zult helpen. Met andere woorden, dit zijn praktijken van wederkerigheid die ons ook helpen om een harmonieuze gemeenschap op te bouwen.

Deze praktijken, die we van onze grootouders hebben meegekregen, kunnen ook worden toegepast bij het aanleggen van een weg of een school. Ik herinner me dat de gemeenteraad een tijdje geleden geld kreeg om deze camino [wijzend naar een goed onderhouden weg] op te knappen.

De burgemeester van de stad wilde dat we een contract zouden sluiten met een coöperatie die in handen was van particuliere belangengroepen. Maar we vertrouwden die mensen niet, dus besloten we dat we een beroep zouden doen op mensen uit de gemeenschap om het werk te doen. Zo hebben we de weg inderdaad gerepareerd en ik weet zeker dat die beslissing de sleutel was tot het behalen van meer middelen.

Topfoto: Een campesino bewerkt het land met een “yunta” (Voces Urgentes)

[*] Rentenierskapitalisme is de economische praktijk van het behalen van grote winsten zonder bij te dragen aan de samenleving. Een rentenier is iemand die inkomsten uit kapitaal verwerft zonder te werken.

[**] Reprocity (wederkerigheid) is de praktijk van het uitwisselen van dingen met anderen tot wederzijds voordeel,


Gereleteerd (eerdere berichten in dit archief):