Bron: Craig Murray,
www.craigmurray.org.uk  14 januari 2024 ~~~ 

Craig Murray, den Haag

Er heerste een heel goed gevoel aan het einde van de Zuid-Afrikaanse presentatie op dag één (NL-vertaling). Iedereen had het gevoel dat het heel goed was gegaan en dat er weinig ruimte was voor het hof om zich aan een voorlopige maatregelen besluit te onttrekken. We verlieten de publieke tribune en ik ging met Corbyn en Mélenchon naar de Zuid-Afrikaanse delegatie.

Dit veroorzaakte enige bezorgdheid bij de veiligheidsbeambten, die ons vertelden dat leden van het publiek onmiddellijk moesten vertrekken en geen afgevaardigden mochten ontmoeten of met de media spreken, die zich buiten de rechtzaal, maar nog wel binnen het terrein bevonden.

Dit was vrij onpraktisch omdat de media heel graag met Corbyn en Mélenchon wilden spreken. Er werd veel met de armen geslagen en gezwaaid. Al mijn vrienden uit de rij waren vertrokken, terwijl ik dicht bij Jeremy bleef, deels omdat ik hem niet graag zonder steun achterliet, maar vooral ook omdat zijn vrouw Laura ergens mijn telefoon bewaarde. De medewerkers van de ICJ leken bang om Corbyn en Mélenchon te beledigen, dus ze bleven maar schelden op mij en zeiden dat we weg moesten gaan.

Het was heel vreemd. De situatie was heel vriendelijk; er was geen spanning. Er waren ongeveer zestig afgevaardigden en ongeveer evenveel journalisten, die er allemaal bij hoorden te zijn. Dan waren er nog Corbyn, Mélenchon en ik, die blijkbaar verondersteld werden te zijn vertrokken, maar wiens aanwezigheid eigenlijk geen verschil maakte voor de gebeurtenissen. Mensen die na afloop van de procedure geheel vreedzaam op de verkeerde plaats waren, leken me geen noodzakelijke bron van agressie. Maar er kwam een serie vrouwelijke ambtenaren aan, die steeds bozer werden.

In dit stadium keerde de Zuid-Afrikaanse delegatie terug naar het hun toegewezen kantoor in het gebouw om de formele persverklaring af te ronden. We gingen met hen mee. Ik maakte een praatje met Amaar Hijazi, de Palestijnse onderminister van Buitenlandse Zaken, die ik een beetje ken. Een van de ICJ-dames kwam binnen met een klembord, vroeg om stilte en vroeg toen aan de verzamelde groep in de trant van een publieke proclamatie: “Is dit een juridische bijeenkomst of een politieke bijeenkomst?”

Niemand leek geneigd te antwoorden. Dus antwoordde ik: “Dat is nogal een filosofische vraag. Ik weet niet zeker of je dat eenvoudige binaire onderscheid kunt maken”. Nog nuttiger was dat Varsha [Gandikota-Nellutla van Progressive International] haar verzekerde dat het een legale bijeenkomst was, waarop de beambte zei “goed, politieke bijeenkomsten buiten het terrein” en zonder aanwijsbare reden met haar klembord zwaaide. Na een conflict gingen we weer naar buiten.

Ik genoot enorm van Mélenchon; hij leek een onbeperkte voorraad bonhomie te hebben en was onstuitbaar volhardend tegen iedereen. Of de bewakers een lezing over arbeiderscoöperaties wilden weet ik niet zeker, maar ze kregen er zeker een.

We liepen weer door de voordeur en gingen terug naar de interviews. Twee dames kwamen heel streng naar me toe en zeiden dat ik weg moest gaan. Jeremy gaf een interview aan de Israëlische tv en Mélenchon was het gebouw weer binnengestormd. Een van de dames zei tegen me: “Ik vraag je weg te gaan en je weigert te doen wat ik zeg”. Ik antwoordde: “Oh nee, zeker niet. Natuurlijk doe ik wat u zegt. Alleen heel langzaam”.

Inmiddels had ik drie enorme veiligheidsagenten bij me, terwijl ik probeerde Jeremy in de gaten te houden terwijl hij zich tussen de ronddwalende journalisten begaf, terwijl ik steeds mensen tegenkwam die ik kende. Ik moet zeggen dat de veiligheidsmensen erg vriendelijk waren en niet zeker leken te weten waarom ze mij ook schaduwden. Kort daarna dook er een vierde op, een berg van een man met een kaal hoofd en een baard, die zei: “Hier ben je; we hebben je overal gezocht”, wat vreemd leek. Mogelijk zagen ze me niet omringd door hun enorme uitsmijters.

Laura was op de een of andere manier binnengekomen en gaf me mijn telefoon terug. Jeremy liep langzaam naar de poortjes, maar hij kan niet onbeleefd zijn en geen vriendelijk woord wisselen met iedereen die hem aanspreekt, wie dat ook is. Toen we eenmaal buiten de hekken waren, was hij niet van plan om te stoppen met de veel grotere menigte buiten, dus ik nam afscheid en ging terug naar het hotel. Mijn tenen waren weer erg pijnlijk geworden en ik had zin in nog een warm bad.

Na het bad ging ik naar beneden om wat te eten te zoeken. Ik voelde me uitgeput en leeggezogen. Het was niet alleen de koude nacht in de rij staan zonder te slapen, het was ook de onmiddellijk daaraan voorafgaande reis van 40 uur, vier economy-flight reizen vanaf Bali, met vrijwel geen slaap, om hier te komen. Ik had, berekende ik, 85 uur niet in een bed gelegen.

Ik voelde me ook een beetje niet gewaardeerd. Had ik hier überhaupt een rol in gespeeld? Kopieën van mijn eerste artikelen over het inroepen van de Genocide Conventie hadden fysiek voor de Zuid-Afrikaanse kabinetsministers gelegen toen ze op 8 december de eerste beslissing namen om hun uitstekende juridische diensten te vragen een zaak voor te bereiden. Ik heb dat niet zelf geregeld en ik kan het vertrouwen niet beschamen door u te vertellen hoe dat zo gekomen is. Ik verwachtte geen erkenning, maar het leek een oneerlijke speling van het lot waardoor ik de hele nacht in de kou stond om te proberen binnen te komen.

Ik was, beste lezer, gewoon aan het zwelgen in uitputting en zelfmedelijden, en in een soort belachelijke tienersmoel. Mijn vermoeide hersenen waren beneveld en ik maakte me ernstig zorgen of ik wel de energie zou vinden om dag één op te schrijven, wat ik onmiddellijk moest doen. Ik was er niet zeker van of mijn lichaam fysiek in staat was om nog een nacht niet te slapen en in de vrieskou te staan. Ik was het zat om in ballingschap te leven vanwege dit belachelijke terrorismeonderzoek en ik miste mijn kinderen.

Ik nam een besluit – ik kon niet nog een nacht doorgaan. Ik zou de lezers moeten uitleggen dat ik had gedaan wat ik kon. Een groot gevoel van opluchting overviel me en ik besloot naar bed te gaan.

Op datzelfde moment kwam de eminente Britse advocaat Tayab Ali uit de lift met een korte, bescheiden Arabische heer met baard.

“Hallo Craig, hoe gaat het”, vroeg hij, maar ze hadden duidelijk haast, ze gingen ergens heen: “Dit is Ghassan”.

We schudden elkaar kort de hand en toen drong het tot me door.

“Bent u de chirurg?”

Ghassan keek verlegen, een beetje beschaamd.

“De chirurg uit Gaza?”.

“Ja, ik ben Ghassan Abu SItta.”

“Ik ben vereerd, meneer. Zeer vereerd”.

Hij keek een beetje beteuterd en ze haastten zich naar hun vergadering.

Ik voelde me nog meer in verlegenheid gebracht. Ik had net de man ontmoet die was blijven opereren in het Shifa ziekenhuis terwijl Israëlische bommen en raketten het ziekenhuis bestookten en Israëlische sluipschutters door de ramen schoten. Hij was blijven opereren zonder elektriciteit, zonder verband, zonder ontsmettingsmiddel, zonder verdoving. Hij werkte 20 uur per dag, amputeerde ledematen van kinderen of probeerde ze weer in elkaar te zetten. Hij bleef en bleef en bleef wekenlang onder vuur liggen. Hij deed dit uit liefde: hij is een Britse topplastisch chirurg en had in Groot-Brittannië miljoenen kunnen verdienen.

Ik schaamde me diep. Deze man had zoveel doorstaan, zoveel gedaan en zoveel leed gezien. Hier gaf ik het op vanwege pijnlijke tenen en slaapgebrek, en omdat ik belangrijk wilde zijn. Ik had een openbaring; ik realiseerde me dat ik een vreselijke egoïst kan zijn en ik haatte mezelf daarvoor. Niets stopte met pijn doen, maar ik kreeg een nieuwe adrenalinestoot en besloot door te gaan. Misschien zou niets wat ik deed helpen om genocide te voorkomen, maar we moeten allemaal doen wat binnen onze macht ligt om het te proberen.

Ik accepteer dat je er misschien de spot mee wilt drijven, maar voor mij onthulde die ontmoeting met de heer Abu Sitta een belangrijk element van grootsheid – het vermogen om anderen te inspireren om meer te doen dan ze dachten dat ze konden, om wilskracht over te brengen. Zelfs zonder echt iets te zeggen.

Ik had echter wel het gevoel dat ik me moest voorbereiden, dus ik nam een taxi naar een kampeerwinkel. Daar kocht ik de warmste slaapzak die ik me kon veroorloven, een reflecterend grondzeil, thermische sokken en een veldfles.

Daarna nam ik een taxi terug, ging meteen naar mijn kamer en begon te schrijven. De eerste drie alinea’s vloeiden heel gemakkelijk. Toen opende ik plotseling mijn groggy ogen met mijn hoofd op het toetsenbord, niet zijwaarts maar leunend op mijn voorhoofd. Zo had ik drie uur geslapen.

Daarna was het alsof ik door stroop waadde. De zinnen stormden nog steeds mijn hoofd binnen, zoals altijd, maar er was een vreemde ontkoppeling tussen mijn vingers en wat ze typten, wat vaak een zin was die een beetje klonk als de zin die ik probeerde op te schrijven. Ik herinner me dat ik “hen bijstaan” typte als “zijn grote kip”. Het ging langzaam.

Om 23.00 uur ging ik kijken of er al een rij stond voor de publieke tribune de volgende dag. Er was niemand. Ik was bang dat na de ruzies aan de poort de vorige ochtend, waarbij veel mensen teleurgesteld waren, de rij voor Dag 2 veel vroeger zou beginnen te ontstaan. Ik besloot gewoon te publiceren wat ik tot dan toe had geschreven, met een verklarende eerste alinea,

en de rij regelmatig controleren. De koude wandeling maakte me wakker. Het was beduidend warmer dan de vorige nacht – plus 2 in plaats van min 5 – maar de grond was helemaal nat van de dauw en er was veel meer gevoelstemperatuur.

Ik controleerde opnieuw om 1.30 uur, maar er was nog steeds niemand gekomen. Maar om 3 uur stonden er acht mensen in de rij. Ik haastte me terug naar het hotel, pakte mijn slaapzak en grondzeil en publiceerde het nu bijna voltooide Dag 1 artikel. Ik ging in de rij staan als nummer 9 van de 14 die naar binnen mochten. Ik ontmoette een geweldige Nederlandse dame die in de rij was gaan staan met de bedoeling mij haar plaats te geven als ik te laat zou komen. Ik schaam me om te zeggen dat ik haar naam vergeten ben.

Ik was teleurgesteld dat niet een van mijn nieuwe vrienden van de vorige avond weer in de rij stond. Ik had het gevoel dat we een band hadden gekregen door een behoorlijk zware ervaring en een gemeenschappelijk doel. Bijna iedereen had gezegd dat ze van plan waren om beide avonden te doen, en ik neem aan dat de kou en de uitputting de mensen gewoon te pakken hadden. Deze tweede nacht was veel vrolijker, ik denk omdat het niet zo koud was.

Het reflecterende grondzeil was een groot succes, droog en verrassend effectief om de kou tegen te houden. De mummieslaapzak bleek een groter probleem. Ik ben niet meer zo slank als vroeger en met verschillende lagen kleding en mijn ski-jack aan, zat hij erg strak. Ik kreeg de rits redelijk goed dicht, maar ik kon het laatste stukje dat de kap over mijn hoofd moest doen niet doen, niet in de laatste plaats omdat mijn armen in de zak waren vastgeklemd.

Gelukkig kwamen een aantal geweldige jongedames helpen en ritsten ze me dicht. Dit ging gepaard met veel gelach. We hadden een heel nieuw genre internetporno kunnen uitvinden, waarin volledig geklede oude mannen in zakjes worden geritst. Hoewel het waarschijnlijk al bestaat. Ik ga er niet naar googelen, gezien de regelmaat waarmee de veiligheidsdiensten mijn elektronische apparaten in beslag nemen of stelen. Het zou verkeerd begrepen kunnen worden.

Dus om 3.30 uur legde ik mijn hoofd neer en sliep inderdaad tot ongeveer 5.30 uur. Het was niet comfortabel, maar het was niet koud. Daarna ben ik naar een struik gelopen om te plassen. Toen ik terugkwam, hadden drie vrouwen mijn grondzeil overgenomen en gebruikten ze mijn slaapzak als deken. Ze grapten dat ze mijn slaapzak hadden bezet. Ik zei dat ik het volkomen begreep – hun voorouders hadden daar 3000 jaar geleden vast ook een slaapzak. Het was geen briljante repliek, maar dit soort dingen hield ons op de been. De 14 van ons die op de publieke tribune waren, maakten groepsfoto’s.

Er waren wat veranderingen ten opzichte van de vorige dag. We mogen nu pennen gebruiken. Maar met het oog op “ronddwalende mensen” de dag ervoor, zeiden ze chagrijnig, moesten we via een achterdeur naar binnen worden begeleid en op dezelfde manier weer weggaan, en het was ten strengste verboden om te praten of contact te hebben met iemand die niet tot onze groep behoorde. Dus gingen we de kleine publieke tribune binnen. Het heeft maar twee rijen en ik ontdekte nu dat als je op de tweede rij zit, je niets kunt zien. Vanuit de zaal kun je niet eens zien dat er een tweede rij naar de tribune is. Opnieuw verbaasde ik me over het gebrek aan aandacht voor het vreselijke ontwerp van de rechtszaal.

Gelukkig voor mij werd een jongeman die daar blijkbaar niet hoorde te zijn, van een stoel op de eerste rij verwijderd en kon ik eindelijk de Israëlische presentatie bekijken.

Net als bij de Zuid-Afrikaanse zaak, werd de Israëlische zaak volgens de gerechtelijke procedure ingeleid door hun “agent”, permanent geaccrediteerd bij de rechtbank, Tal Becker van het Israëlische Ministerie van Buitenlandse Zaken. Hij opende met de standaardformule “het is een eer om opnieuw voor u te verschijnen namens de staat Israël”, waarbij hij erin slaagde om puur door zijn formulering en toon te impliceren dat de eer lag in het vertegenwoordigen van Israël, niet in het verschijnen voor de rechters.

Becker begon meteen met de Holocaust en zei dat niemand beter wist waarom de Genocide Conventie bestond dan Israël. 6 miljoen Joodse mensen waren vermoord. De Conventie mocht niet gebruikt worden om de normale wreedheid van oorlog te bedekken.

De Zuid-Afrikaanse zaak was gericht op het delegitimeren van de staat Israël. Op 7 oktober had Hamas een bloedbad aangericht, verminkt, verkracht en ontvoerd. 1.200 mensen waren gedood en 5.500 verminkt. Hij vertelde over verschillende afschuwelijke individuele gruweldaden en speelde een opname af die volgens hem een Hamas-strijder was die op WhatsApp tegen zijn ouders opschepte over het plegen van massamoord, verkrachting en verminking.

De enige genocide in deze zaak werd gepleegd tegen Israël. Hamas bleef Israël aanvallen en als de rechtbank voorlopige maatregelen zou nemen, zou dat betekenen dat Israël het recht op zelfverdediging wordt ontzegd. Voorlopige maatregelen zouden eerder genomen moeten worden tegen Zuid-Afrika en zijn poging om met legale middelen genocide te bevorderen door zijn relatie met Hamas. Gaza was niet bezet: Israël had het achtergelaten met een groot potentieel om een politiek en economisch succes te worden. In plaats daarvan had Hamas ervoor gekozen om er een terroristische basis van te maken.

Hamas was ingebed in de burgerbevolking en daarom verantwoordelijk voor de burgerdoden. Hamas had tunnels onder scholen, ziekenhuizen, moskeeën en VN-faciliteiten en tunnelingangen daarbinnen. Het vorderde medische voertuigen voor militair gebruik.

Zuid-Afrika had het over burgergebouwen die verwoest waren, maar vertelde niet dat die verwoest waren door boobytraps van Hamas en missiles van Hamas.

De slachtoffercijfers die Zuid-Afrika gaf waren afkomstig van bronnen van Hamas en niet betrouwbaar. Ze zeiden niet hoeveel er strijders waren? Hoeveel van de kinderen waren kindsoldaten? Het verzoek van Zuid-Afrika was slecht onderbouwd en slecht gemotiveerd. Het was een laster.

Dit was zeker een harde en compromisloze start. De rechters leken heel goed op te letten toen hij opende met het argument van zelfverdediging van 7 oktober, maar een aantal van hen begon zich ongemakkelijk te voelen toen hij het had over Hamas die opereerde vanuit ambulances en VN-faciliteiten. Kortom, hij ging te ver en ik denk dat hij op dat punt zijn publiek verloor.

De volgende was professor Malcolm Shaw KC. Shaw wordt beschouwd als een autoriteit op het gebied van de procedure van het internationaal recht en is redacteur van het standaardwerk over dit onderwerp. Dit is een interessant facet van de advocatuur, waar standaard naslagwerken over bepaalde onderwerpen regelmatig worden bijgewerkt met belangrijke uittreksels van recente rechters, en passages worden toegevoegd of gewijzigd om de impact van deze uitspraken uit te leggen. Redacteur zijn op dit gebied biedt een route naar bekendheid voor ploeterende en pedante mensen.

Ik had Shaw leren kennen als medeoprichter van het Centre for Human Rights aan de Universiteit van Essex. Ik had daar zo’n twintig jaar geleden een paar lezingen gegeven over de aantasting van de mensenrechten door de “War on Terror” en mijn eigen ervaringen als klokkenluider over marteling en buitengewone uitlevering. Voor een zogenaamde mensenrechtenexpert leek Shaw buitengewoon geneigd om de nationale veiligheidsbelangen van de staat te steunen in plaats van individuele vrijheid.

Ik wil niet beweren dat ik er lang over heb nagedacht. Ik wist toen nog niet van Shaw’s betrokkenheid als extreem zionist en in het bijzonder van zijn langetermijnbelang in het onderdrukken van de rechten van het Palestijnse volk. Nadat 139 staten Palestina als staat hebben erkend, leidde Shaw voor Israël de juridische oppositie tegen het lidmaatschap van Palestina van internationale instellingen, waaronder het Internationaal Strafhof. Shaw’s nogal ongeïnspireerde beroep op de Conventie van Montevideo uit 1933 is nauwelijks een juridisch hoogstandje, en het werkte ook niet.

Elke crimineel verdient een verdediging en niemand zou het een advocaat kwalijk moeten nemen dat hij een moordenaar of verkrachter verdedigt, want het is belangrijk dat schuld of onschuld door een rechtbank wordt getoetst. Maar ik denk dat we kunnen stellen dat advocaten over het algemeen niet degenen verdedigen die van moord worden beschuldigd, omdat ze het eens zijn met moord en willen dat een moordenaar doorgaat met moorden. Dat is hier echter wel het geval: Malcolm Shaw spreekt voor Israël omdat hij eigenlijk wil dat Israël door kan gaan met het vermoorden van Palestijnse vrouwen en kinderen om de veiligheid van Israël te verbeteren, in zijn ogen.

Dat is het verschil tussen deze zaak en andere zaken, ook voor het Internationaal Gerechtshof. Over het algemeen wisselen de hoofdadvocaten graag van kant, als de andere kant hen eerst had ingehuurd. Maar dit is totaal anders. Hier geloven de advocaten (met de mogelijke uitzondering van Straker) heilig in de zaak die ze steunen en zouden ze nooit voor de andere kant verschijnen. Dat is nog maar één reden waarom dit zo’n buitengewone zaak is, met zoveel drama en zulke belangrijke gevolgen, niet in de laatste plaats voor de toekomst van het internationaal recht.

Om de reden die ik zojuist heb uitgelegd, is de rol van Shaw hier niet die van een eenvoudige advocaat die zijn vak uitoefent. Door zijn poging om het moorden langer te laten duren, zou hij door fatsoenlijke mensen overal als een paria gezien moeten worden, voor de rest van zijn ongetwijfeld goedbetaalde bestaan.

Shaw begon met te zeggen dat er in de Zuid-Afrikaanse zaak altijd sprake was van context. Er werd gesproken over de 75 jaar van het bestaan van de staat Israël. Waarom daar stoppen? Waarom niet teruggaan naar de Balfour Verklaring of het Britse Mandaat over Palestina? Nee, de context van deze gebeurtenissen was het bloedbad van 7 oktober en Israëls daaropvolgende recht op zelfverdediging. Hij produceerde en las een lang citaat van medio oktober van de voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von Der Leyen, waarin stond dat Israël het slachtoffer was geworden van een terroristische gruweldaad en het recht op zelfverdediging had.

De waarheid is dat dit geen genocide is, maar een gewapend conflict, dat al sinds 7 oktober bestaat. Dat was wreed, en bij stadsoorlog vallen altijd vreselijke burgerslachtoffers, maar het was geen genocide.

Vervolgens ging hij in op de kwestie van genocide. Hij betoogde dat Zuid-Afrika deze zaak niet kon aanspannen en dat het Internationaal Gerechtshof geen jurisdictie had, omdat er op het moment dat de zaak werd aangespannen geen geschil was tussen Israël en Zuid-Afrika waarover het Internationaal Gerechtshof een uitspraak kon doen. Zuid-Afrika had zijn standpunten aan Israël meegedeeld, maar Israël had geen inhoudelijk antwoord gegeven. Daarom bestond er nog geen geschil op het moment dat de zaak werd ingediend. Bij een geschil moet er sprake zijn van interactie tussen partijen en de argumentatie was slechts aan één kant gericht.

Dit interesseerde de rechters zeer. Zoals ik op dag één al opmerkte, kreeg dit hen meer in beweging dan wat dan ook toen professor John Dugard hetzelfde punt voor Zuid-Afrika aan de orde stelde. Zoals ik rapporteerde:

De juryleden genoten vooral van Dugards punten, ze ritselden enthousiast door documenten en onderstreepten dingen. Omgaan met duizenden dode kinderen was een beetje moeilijk voor ze, maar geef ze een mooi jurisdictioneel punt en ze waren in hun element.

Ze waren nog enthousiaster toen Shaw hetzelfde punt aansneed. Dit gaf ze een uitweg! De zaak zou technisch ongeldig kunnen zijn en dan hoefden ze noch de grote Westerse mogendheden voor het hoofd te stoten noch zichzelf voor gek te zetten door te doen alsof een genocide die de hele wereld had gezien niet plaatsvond. Even keken ze zichtbaar opgelucht.

Shaw had moeten stoppen nu hij nog voor lag, maar hij ploeterde een uur lang door, met enige opluchting toen hij voortdurend met zijn aantekeningen in de war raakte. Een hooggeplaatste KC met nul vermogen tot improviseren en herstellen was een interessant gezicht, want hij bleef maar stoppen en papier schudden.

Shaw betoogde dat de lat om te beoordelen of Zuid-Afrika een prima facie zaak had aanzienlijk hoger moest liggen vanwege de hoge militaire en politieke kosten voor Israël als de rechtbank voorlopige maatregelen zou nemen. Het was ook noodzakelijk om genocidale intentie zelfs in dit stadium aan te tonen. Anders was de genocide een “auto zonder motor”. Als er illegale acties hadden plaatsgevonden binnen Israëls zorgvuldig gerichte militaire actie, dan zouden Israëls eigen militaire rechtbanken dat onderzoeken en daarnaar handelen.

Het was niet belangrijk dat willekeurige Israëlische ministers en ambtenaren emotionele verklaringen aflegden. Officieel beleid om burgers te beschermen zou te vinden zijn in de notulen van het Israëlische oorlogskabinet en de nationale veiligheidsraad. Israëls krachtige pogingen om burgers buiten schot te houden was een geaccepteerde maatregel in het internationale mensenrecht en mocht niet worden gezien als massale verplaatsing.

Het was Zuid-Afrika dat zich schuldig maakte aan medeplichtigheid aan genocide in samenwerking met Hamas. De beschuldigingen van Zuid-Afrika tegen Israël “grenzen aan het schandalige”.

De volgende advocaat van Israël was een dame genaamd Galit Raguan van het Israëlische Ministerie van Justitie. Ze zei dat de realiteit ter plaatse was dat Israël al het mogelijke had gedaan om het aantal burgerdoden tot een minimum te beperken en humanitaire hulp te bieden. Stedelijke oorlogvoering leidt altijd tot burgerdoden. Hamas was verantwoordelijk voor de vernietiging van gebouwen en infrastructuur.

Er was overweldigend bewijs van het militaire gebruik van ziekenhuizen door Hamas. In elk ziekenhuis in Gaza vond de IDF bewijzen van militair gebruik door Hamas. De massale evacuatie van burgers was een humanitaire en wettelijke maatregel. Israël had voedsel, water en medicijnen geleverd aan Gaza, maar de voorraden waren onder vuur komen te liggen van Hamas. Hamas steelt de hulpmiddelen voor zijn strijders.

De volgende was advocaat Omri Sender. Hij verklaarde dat er nu meer voedseltrucks per dag Gaza binnenkwamen dan voor 7 oktober. Het aantal was gestegen van 70 voedseltrucks naar 109 voedseltrucks per dag. Brandstof, gas en elektriciteit werden allemaal geleverd en Israël had de riolering gerepareerd.

In dit stadium was Israël opnieuw de rechters kwijt. Een of twee keken deze man zeer vragend aan. Een paar waren duidelijk in slaap gevallen – er zijn maar een paar leugens die je kunt absorberen, denk ik. Niemand maakte aantekeningen over deze onzin. De rechters zouden wellicht een manier vinden om Israël niet te veroordelen, maar van hen kon niet worden verwacht dat ze meegingen in deze buitengewone onzin. Sender vervolgde dat de omvang en intensiteit van de gevechten nu afnamen terwijl de operatie een nieuwe fase inging.

Misschien opmerkend dat niemand hem geloofde, verklaarde Sender dat het hof geen voorlopige maatregelen kon instellen, maar eerder verplicht was om het woord van Israël over zijn goede bedoelingen te accepteren vanwege de Wet op de Eenzijdige Verklaringen van Staten.

Nu moet ik bekennen dat dit een stukje internationaal recht was waarvan ik niet wist dat het bestond. Maar het bestaat wel, specifiek met betrekking tot ICJ-procedures. Op het eerste gezicht maakt deze bepaling een unilaterale intentieverklaring aan het Internationaal Gerechtshof bindend voor de staat die de verklaring aflegt. Ik zie niet in dat het het ICJ dwingt om het als voldoende te accepteren of om in zijn oprechtheid te geloven. Het lijkt nogal vergezocht, en ik vroeg me af of Israël misschien niets meer te melden had.

Dat bleek inderdaad zo te zijn, want de volgende spreker, Christopher Straker KC, nam nu het woord en herhaalde gewoon weer hetzelfde Hamas-gedoe, alleen met extra theatrale verontwaardiging. Straker is de advocaat van wie ik vermoed dat hij graag voor een van beide partijen zou zijn verschenen, want het was duidelijk dat hij toch alleen maar acteerde. En niet erg goed.

Straker zei dat het verbazingwekkend was dat deze zaak kon worden aangespannen. Het was bedoeld om Israël ervan te weerhouden zichzelf te verdedigen terwijl Israël nog steeds onderhevig zou zijn aan aanvallen van Hamas. Hamas heeft gezegd dat het zal doorgaan met aanvallen.

Als je naar de operatie als geheel kijkt, inclusief de hulpacties, was het duidelijk dat er geen genocidale bedoelingen waren. Israël was in ongelooflijk gevaar. De voorgestelde voorlopige maatregelen stonden niet in verhouding tot hun effect. Kun je je voorstellen dat in de Tweede Wereldoorlog een rechtbank de geallieerden had bevolen om te stoppen met vechten vanwege burgerdoden, en de Asmogendheden had toegestaan om door te gaan met moorden?

De laatste spreker was Gilad Noam, plaatsvervangend procureur-generaal van Israël. Hij zei dat het grootste deel van de voorgestelde voorlopige maatregelen moest worden geweigerd omdat ze Israël blootstelden aan verdere aanvallen van Hamas. Drie andere zouden geweigerd moeten worden omdat ze betrekking hadden op Palestina buiten Gaza.

Israël had geen genocidale intenties. Ministeriële en officiële verklaringen die in het heetst van de strijd werden afgelegd, waren eerder voorbeelden van de traditie van democratie en vrijheid van meningsuiting. Vervolging wegens aanzetten tot genocide werd overwogen.

De rechtbank mag genocide en zelfverdediging niet door elkaar halen. De Zuid-Afrikaanse zaak devalueert genocide en moedigt terrorisme aan. De Holocaust illustreerde waarom Israël altijd onder existentiële dreiging stond. Het was Hamas die genocide pleegde.

En daarmee was de kous af. Israël kreeg uiteindelijk geen toestemming om zijn omstreden gruweldadenvideo te laten zien en het voelde alsof hun presentatie repetitief was geworden en was opgevuld om de tijd te vullen.

Het is belangrijk om dit te beseffen: Israël hoopt te winnen met hun procedurele punten over het bestaan van een geschil, eenzijdige toezeggingen en jurisdictie. De klinkklare onzin die ze uitkraamden over de schade aan huizen en infrastructuur die door Hamas werd veroorzaakt, vrachtwagens die Gaza binnenreden en slachtoffercijfers, was niet serieus. Ze verwachtten niet dat de rechters hier iets van zouden geloven. De procedurele punten waren voor de rechtbank. De rest was massapropaganda voor de media.

In het Verenigd Koninkrijk zonden de BBC en Sky allebei bijna de hele Israëlische zaak live uit, terwijl ze niets van de Zuid-Afrikaanse zaak live hadden uitgezonden. Ik geloof dat iets soortgelijks ook gold in de VS, Australië en Duitsland.

Terwijl het hof in zitting was, heeft Duitsland aangekondigd dat het tussenbeide zal komen in de substantiële zaak om Israël te steunen. Ze argumenteren expliciet dat zij, als ‘s werelds grootste pleger van genocide, in de unieke positie verkeren om te oordelen. Dit is eigenlijk iets als een auteursrechtclaim. Ze verdedigen Duitslands intellectuele eigendom in de kunst van de genocide. Misschien geven ze in de toekomst een licentie op genocide of staan ze Israël toe om genocide op franchisebasis voort te zetten.

Ik weet zeker dat de rechters hier onderuit willen komen en misschien gaan ze voor de procedurele punten. Maar er is een echt probleem met Israëls “no dispute” argument. Als het wordt aanvaard, zou het betekenen dat een land dat genocide pleegt gewoon niet kan reageren op een uitdaging, en dan zijn juridische stappen niet mogelijk omdat geen antwoord betekent “geen geschil”. Ik hoop dat deze absurditeit duidelijk is voor de rechters. Maar ze kunnen natuurlijk ook wensen het niet op te merken…

Wat denk ik dat er zal gebeuren? Een soort “compromis”. De rechters zullen voorlopige maatregelen uitvaardigen die afwijken van het verzoek van Zuid-Afrika en Israël vragen om door te gaan met het nemen van maatregelen om de burgerbevolking te beschermen, of iets dergelijks. Ongetwijfeld heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken al zoiets opgesteld voor rechtbankvoorzitter Donoghoe.

Ik hoop dat ik het mis heb. Ik zou het vreselijk vinden om het internationale recht op te geven. Eén ding weet ik zeker. Deze twee dagen in Den Haag waren absoluut cruciaal en bepalend of er nog betekenis zit in de begrippen internationaal recht en mensenrechten. Ik geloof nog steeds dat actie van het hof ervoor kan zorgen dat de VS en het VK zich terugtrekken en enige verlichting brengen. Laten we voor nu allemaal bidden of wensen, ieder op zijn eigen manier, voor de kinderen van Gaza.

Topfoto: De 14 die op de publieke tribune waren