Bron:  Alan Macleod @AlanRMacLeod 
mintpressnews 20 januari, 2022 ~~~

Dat ASPI nu gedeeltelijk de leiding heeft over de moderatie van Twitter, en beïnvloedt wat honderden miljoenen mensen dagelijks te zien krijgen, is een ernstige bedreiging voor de vrije stroom van informatie, en ook voor de kansen op een vreedzame 21e eeuw.

CANBERRA, AUSTRALIË – Sociale-mediagigant Twitter deed onlangs veel wenkbrauwen fronsen toen het aankondigde dat het een samenwerking was aangegaan met het Australian Strategic Policy Institute (ASPI) in zijn strijd tegen desinformatie en nepnieuws. ASPI, zo onthulde Twitter in een blogpost, had geholpen bij het identificeren van duizenden accounts die “verhalen van de Chinese Communistische Partij versterkten” over China’s behandeling van Oeigoeren in Xinjiang. Deze accounts zijn nu permanent verwijderd.

Dit is zorgwekkend omdat deze ultra-havikistische Australische denktank in feite de bron is voor veel van de meest opruiende beweringen over China en zijn buitenlands beleid, en, zoals de Australische journalist en filmmaker John Pilger MintPress vertelde, een drijvende kracht is geweest achter de oplopende spanningen tussen China en het Westen, iets wat hij onderzocht in zijn documentaire uit 2016, “The Coming War on China.” Pilger verklaarde dat,

ASPI heeft een leidende rol gespeeld – sommigen zouden zeggen, DE leidende rol – in het aansturen van Australië’s leugenachtige en zelfvernietigende en vaak absurde China-bashing campagne. De huidige coalitieregering, misschien wel de meest rechtse en incompetente in de recente geschiedenis van Australië, heeft vertrouwd op de ASPI om het wanhopige strategische beleid van Washington te verspreiden, waarin een groot deel van de Australische politieke klasse, samen met haar inlichtingen- en militaire structuren, is geïntegreerd.”

Belangrijk is dat noch de ASPI, noch Twitter beweerden dat de verwijderde accounts nep waren of door de Chinese staat werden beheerd, wat sterk impliceert dat alleen al het eens zijn met Peking of het in twijfel trekken van oorlogszuchtige westerse verhalen reden genoeg was om te worden verbannen.

Dit is niet de eerste keer dat Twitter samenwerkt met ASPI. In 2020 kondigde Twitter aan dat het, op aanraden van de denktank, meer dan 170.000 accounts had gesloten die China’s aanpak van de COVID-19 pandemie prezen, in het algemeen de VS “tegenwerkten”, of “misleidende verhalen” over de protesten in Hong Kong versterkten (d.w.z. degenen die het niet eens waren met het State Department of de 44% van de Hong Kongers die de beweging steunden). In dezelfde actie verwijderde Twitter ook duizenden Russische en Turkse accounts.

Dat een wereldwijd social media platform nu openlijk samenwerkt met ASPI zou iedereen moeten verontrusten die begaan is met vrije meningsuiting of vrede, aangezien de denktank wordt gefinancierd door de regering van de VS en ’s werelds grootste wapenfabrikanten, en consequent heeft geijverd voor wereldwijde conflicten.

Valse onafhankelijkheid

Het Australian Strategic Policy Institute (ASPI) omschrijft zichzelf als een “onafhankelijke, onpartijdige denktank” met als missie het “voeden van het publieke debat en begrip” en het “beter informeren” van het publiek, alsmede het “produceren van deskundig en tijdig advies voor Australische en wereldleiders”. Het benadrukt dat het zich niet identificeert met een bepaalde ideologie en dat het zich inzet voor het “publiceren van een scala aan standpunten over controversiële onderwerpen”.

Ondanks het feit dat het beweert onafhankelijk te zijn, merkt het ook op dat het in 2001 is opgericht door de Australische regering, de enige eigenaar van de organisatie. Dit vormt een PR-probleem voor de denktank, die waarschuwt dat “zowel de perceptie als de realiteit van die onafhankelijkheid…zorgvuldig moeten worden gehandhaafd”. Uit de financiële jaarverslagen blijkt dat het grootste deel van de financiering rechtstreeks uit Canberra komt, hoewel de organisatie ook aanzienlijke donaties ontvangt van andere regeringen, waaronder die van het Verenigd Koninkrijk, Canada, Japan en Nederland.

Hoewel het leeuwendeel van de financiering afkomstig is van verschillende bronnen binnen de Australische regering, komt de overgrote meerderheid van de overzeese financiering uit Washington en meer bepaald van het ministerie van Defensie (meer dan 700.000 dollar in het fiscale jaar 2020-21) en het ministerie van Buitenlandse Zaken (ongeveer 430.000 dollar in dezelfde periode). Daarnaast krijgt ASPI geld van Amerikaanse techgiganten als Google, Microsoft, Oracle en Facebook.

Voor velen, waaronder oud Australisch diplomaat Bruce Haigh, heeft dit buitenlandse geld de organisatie fundamenteel bezoedeld. Haigh vertelde MintPress:

ASPI is de propagandatak van de CIA en de Amerikaanse regering. Het is een spreekbuis voor de Amerikanen. Zij wordt gefinancierd door de Amerikaanse regering en Amerikaanse wapenfabrikanten. Waarom het in het centrum van de Australische regering mag zitten als het zoveel buitenlandse financiering heeft, weet ik niet. Als het door iemand anders gefinancierd zou worden, zou het niet zijn waar het nu is.”

Zoals Haigh opmerkte, wordt ASPI ook gefinancierd door een cavalcade van ’s werelds grootste wapenbedrijven, waaronder Boeing, Lockheed Martin, BAE Systems, QinetiQ en Thales. Wat misschien nog verontrustender is, is dat veel van ASPI’s sleutelpersoneel zwart werkt als leidinggevenden van defensiebedrijven. Inderdaad, bijna de helft van de raad van bestuur zit in de raad van bestuur van wapen- of cyberbeveiligingsbedrijven.

Robert Hill is een goed voorbeeld. Als minister van Defensie tussen 2001 en 2006 was hij een van de sleutelfiguren die Australië naar een oorlog in Irak voerde. Hill loog consequent tegen het publiek door te beweren dat het “buiten kijf” stond dat Saddam Hoessein massavernietigingswapens bezat en dat de bezetting in feite veel Iraakse levens had gered. Een voormalig senior defensieadviseur, Jane Errey, beweert dat ze zelfs uit haar functie werd gezet nadat ze geweigerd had namens Hill tegen de media te liegen over Iraakse massavernietigingswapens. Vandaag de dag zit hij in de raad van bestuur van Rheinmetall Defense Australia, een bedrijf dat gevechtsvoertuigen en munitie levert aan het Australische leger.

Hill’s opvolger als minister van defensie, Brendan Nelson, zit ook in de hoge raad van ASPI. Nelson bleef meewerken aan de bezetting van Afghanistan en Irak, hoewel zijn losse tong hem in 2007 in de problemen bracht, toen hij terloops verklaarde dat de reden dat Australië in Irak was, niet de massavernietigingswapens waren, zoals Hill had beweerd, maar om een deel van de oliereserves van het land voor zichzelf veilig te stellen. “Energiezekerheid is uiterst belangrijk voor alle naties in de wereld en natuurlijk ook voor de bescherming en veiligstelling van de belangen van Australië,” zei hij, in antwoord op een rechtstreekse vraag of het hier een oorlog om olie betrof.

Vervolgens, als directeur van het Australian War Memorial – een monument voor de slachtoffers van de Australische oorlogen – stond Nelson op controversiële wijze toe dat wapenbedrijven Boeing, Thales, Lockheed Martin en BAE Systems het instituut sponsorden, een beslissing die volgens critici van een sober gedenkteken veranderde in een verheerlijking van de oorlog. Slechts enkele weken nadat hij die functie had neergelegd, aanvaardde hij een baan als president van Boeing Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Pacific, een titel die hij nog steeds bekleedt.

Michelle Fahy, een onderzoeksjournaliste die gespecialiseerd is in de Australische wapenindustrie, was vooral bezorgd over Nelson’s positie bij ASPI en vertelde MintPress:

Samen met de financiering is het moeilijk te zien hoe deze benoeming in het bestuur past in een claim een ‘onafhankelijke’ organisatie te zijn wanneer Boeing een top-vijf aannemer is van het Australische Ministerie van Defensie, de derde grootste wapenproducent ter wereld, en Nelson vroeger Minister van Defensie was in een eerdere regering van dezelfde politieke partij die nu aan de macht is”.

Een groep die wordt geleid door personen die het grootste politieke bedrog van de 21e eeuw hebben verdedigd – een bedrog dat heeft geleid tot de dood van 2,4 miljoen mensen – heeft nu dus de leiding over het beslissen wat, online voor de hele planeet, echt en wat nepnieuws is. Dit roept een vraag op: als de ASPI begin jaren 2000 een soortgelijke controle over de communicatiemiddelen had, zou men dan stemmen die de legitimiteit van de Irak-invasie in twijfel trokken, het zwijgen hebben opgelegd wegens het promoten van valse verhalen?

Luitenant-generaal Ken Gillespie was vicechef van de strijdkrachten van 2005 tot 2008 en daarna legerleider – de hoogste militaire functie in Australië – van 2008 tot 2011. In die hoedanigheid stond Gillespie centraal bij de Australische inspanningen in zowel Afghanistan als Irak. In zijn eigen LinkedIn-biografie zegt hij: “Ik leidde de eerste bijdrage van de Australische defensiemacht aan het Midden-Oosten en Afghanistan in de nasleep van de aanslagen van 11 september op de VS. Ik was een belangrijke planner voor de Australische bijdrage aan de oorlog in Irak en ik voerde gedurende een lange periode het bevel over alle operaties van de Australische defensiemacht”. Zowel Gillespie als mede ASPI raadslid Jane Halton zitten in het bestuur van Naval Group Australia, producent van oorlogsschepen en andere gevechtssystemen. Beiden werken ook voor cyberbeveiligingsbedrijven; Gillespie is directeur van de Senetas Corporation, een cyberbeveiligingsbedrijf dat regelmatig samenwerkt met wapenfabrikanten, zoals Thales, die het werk van Senetas van harte hebben gesteund. En Halton is voorzitter van de raad van bestuur van Vault Cloud, een cyberbeveiligingsbedrijf dat zich richt op defensie.

Een ander ASPI raadslid is voormalig politicus Gai Brodtmann. Brodtmann zit in de adviesraad van cyberbeveiligingsbedrijf Sapien Cyber, een bedrijf dat een aantal grote militaire contracten in de wacht heeft gesleept en wordt voorgezeten door voormalig minister van Defensie Stephen Smith. Daarnaast bekleedt ze een leidinggevende positie bij Defense Housing Australia, een bedrijf dat een reeks diensten aanbiedt gericht op militair personeel.

Een van de nieuwste leden van de ASPI-raad is James Brown, een ex-legerofficier en schoonzoon van oud-premier Malcolm Turnbull. Brown is chief executive officer van de Space Industry Association of Australia (SIAA), een organisatie die de belangen behartigt van een aantal prominente wapenbedrijven, waaronder Boeing, Lockheed Martin, Northrop Grumman Australia en Saab Australia.

Zoals Fahy opmerkte in een artikel in Declassified Australia, hadden vele vroegere ASPI raadsleden gelijkaardige twijfelachtige connecties met de wapenindustrie. Jim McDowell was president-directeur van BAE Systems Australië. Collega politici Stephen Loosley en Allan Hawke zaten in de raad van bestuur van respectievelijk Thales Australia en Lockheed Martin Australia, terwijl ze ook in de raad van ASPI zaten. Ondertussen was gepensioneerd Vice-Marshal Margaret Staib lid van de raad van bestuur van de Britse lucht- en ruimtevaartgigant QinetiQ.

ASPI’s oorlogszuchtige tienerjaren groeispurt

———————–tot hier

De ASPI begon 20 jaar geleden als een relatief kleine denktank met een mandaat om tijdig en onafhankelijk onderzoek te produceren. In de afgelopen jaren is de organisatie echter in omvang toegenomen en heeft nu tientallen fulltime medewerkers in dienst (in tegenstelling tot haar oorspronkelijke visie). Haar agressieve streven naar financiering uit een brede waaier van bronnen heeft haar geloofwaardigheid in de ogen van Fahy ondermijnd. Zoals zij MintPress vertelde:

ASPI’s handvest vereist dat het zich inspant om zowel de perceptie als de realiteit van zijn onafhankelijkheid te handhaven. Gezien de wijdverspreide kritiek op ASPI in de afgelopen jaren vanwege de vermeende buitensporige invloed van de Amerikaanse regering en Amerikaanse wapen- en cyberbeveiligingsmultinationals op haar output, is er weinig twijfel dat de perceptie van haar onafhankelijkheid verloren is gegaan.”

Desalniettemin heeft de opgang van de organisatie ertoe geleid dat ze een buitensporige invloed heeft binnen de Australische politiek en daarbuiten, waarbij de rapporten van de organisatie vaak worden geciteerd in belangrijke outlets zoals The New York Times, The Washington Post en Fox News. Diplomaat Haigh zei:

De ASPI heeft de plaats ingenomen van het ministerie van Buitenlandse Zaken in het adviseren van de regering. De minister van Buitenlandse Zaken, [Marise] Payne, is echt heel zwak, en is omzeild. Dus ASPI geeft rechtstreeks advies aan het kabinet van de premier over zaken van buitenlands beleid, in het bijzonder met betrekking tot China… Dit maakt deel uit van de militarisering van Australië en de Australische openbare dienst.”

Het zal niemand verbazen dat de ASPI, voor een organisatie die geld ontvangt van wapenhandelaars, een van de meest grove en meedogenloze pro-oorlog propaganda publiceert die er bestaat, en een van de leiders is geweest in de haast om een nieuwe Koude Oorlog tegen China en Rusland te verklaren.

Deze militaristische houding wordt geïllustreerd door ASPI’s uitvoerend directeur, Peter Jennings. Vorig jaar klaagde Jennings President Joe Biden en zijn beslissing om zich uit Afghanistan terug te trekken bitter aan, en beschreef het als zijn “eerste grote blunder” in zijn ambt. Jennings voorspelde vol vertrouwen dat Biden’s inschatting dat de V.S. “geen duurzame Afghaanse regering kon creëren of in stand houden” verkeerd zou blijken te zijn. “In feite is dat precies wat de Amerikaanse, Australische en andere strijdkrachten in Afghanistan geleverd hebben: een gebrekkige maar functionerende democratie, die de Taliban op afstand houdt en verhindert dat groepen zoals Al-Qaeda Afghanistan gebruiken als een trainingsbasis om het Westen aan te vallen,” schreef hij. Later dat jaar zou de Afghaanse regering in handen van de Taliban vallen, slechts enkele dagen nadat de Amerikaanse troepen zich eindelijk hadden teruggetrokken.

In hetzelfde artikel stelde Jennings verder dat Biden’s beslissing “een even volledige verlating was als het falen van de V.S. om Zuid Vietnam te steunen… tegenover de oprukkende conventionele strijdkrachten van Noord Vietnam in 1974 en 1975”, waarmee hij te kennen gaf dat hij ook het Vietnam-conflict steunde.

Het is inderdaad moeilijk om een oorlog te vinden waar Jennings niet voor gepleit heeft. Hij steunde luidkeels de oorlog in Irak en eiste in 2015 zelfs dat Australië zijn troepensterkte zou verhogen. Hij is een overtuigd voorstander van de koude oorlog en vindt dat “het Westen de lat voor militair optreden te hoog legt” en dat de wereld de “leninistische autocratieën” in Rusland, Iran en Syrië een halt moet toeroepen. “De geloofwaardigheid van Amerika staat op het spel” in Oekraïne, donderde hij, en eiste dat Biden zijn praatjes zou staven met “geloofwaardige militaire opties”.

Een gouden gids voor wapenproducenten

Voor een denktank die verondersteld werd onpartijdig, deskundig advies te produceren, is het opmerkelijk hoe ver ASPI van dit doel afdwaalt, zo ver dat het zelfs reclame maakt voor wapenproducenten die zich voordoet als een serieuze analyse. Een voorbeeld hiervan is een studie uit 2020, getiteld “Australia needs to ensure it has the advanced missiles it needs.” Het vergelijkt doodsmachines met cruciale levensreddende apparatuur, en stelt:

Raketten zijn als een combinatie van een medische ventilator en de maskers die gezondheidswerkers nodig hebben tijdens een pandemie…Je hebt er vele duizenden van nodig en ze kunnen niet worden hergebruikt. Er zijn er duizenden nodig en ze kunnen niet worden hergebruikt. Een paar honderd bestellen of houden is niet genoeg buiten de trainingsroutines in vredestijd. Dus, productie is de sleutel.

“Zonder zulke wapens,” gaat de auteur verder, “zou Islamitische Staat nog steeds grote stukken van het grondgebied in Irak en Syrië kunnen controleren.” Deze bewering gaat natuurlijk voorbij aan het feit dat het grotendeels Iraanse troepen onder Qassem Soleimani waren die verantwoordelijk waren voor de vernietiging van ISIS, en dat de Verenigde Staten hem in 2020 hebben vermoord. Peter Jennings, hoofd van de ASPI, leek het besluit van Trump te steunen en schreef dat “het zeker positief is dat, na de dood van Soleimani, slechte actoren in de regio zich zouden kunnen afvragen of een Hellfire raket op een rondcirkelende drone hun naam en adres heeft geprogrammeerd”.

Om het punt kracht bij te zetten, beweert ASPI dat “Australië het geluk heeft nauwe relaties te hebben met bedrijven als Raytheon, Rafael, Lockheed Martin en Kongsberg”, die het vermeende “tekort aan raketten” van het land kunnen opvullen. “Instemming met en steun voor geavanceerde Amerikaanse raketten, zoals de lange-afstands antischipraket van Lockheed Martin, die zowel in Australië als op het vasteland van de VS door middel van coproductie worden vervaardigd, kan alleen worden bereikt als de hoogste leiders van onze naties daartoe de aanzet geven”, zo luidt de conclusie.

Voor het geval het niet duidelijk was dat dit een “koop meer raketten, zegt groep gefinancierd door raketfabrikanten” advertentie was, heeft ASPI zowel de logo’s van Thales als van Lockheed Martin op de pagina gezet. Op elke pagina van ASPI’s website staat een advertentie voor deze twee bedrijven, compleet met links naar hun websites.

Dit soort praktijken zou problematisch genoeg zijn indien ASPI een denktank was die het drinken van sinaasappelsap in Australië tracht te promoten, terwijl het vol zit met kaderleden van Tropicana en Minute Maid. Maar het is geen fruit dat ASPI verkoopt: het is oorlog. Het is letterlijk een zaak van leven en dood.

Rode vlaggen, Geel gevaar

Sabelgevechten met Rusland of onofficiële advertenties voor wapenbedrijven zijn bijzaak naast de hoofdactiviteit van ASPI, namelijk het ophemelen van de dreiging die China voor Australië en de wereld vormt. Eerder deze maand nam Jennings de pagina’s van The Australian over om een formeler militair bondgenootschap met Japan te eisen om China het hoofd te kunnen bieden. De krant die in handen is van Rupert Murdoch verzuimde te melden dat de organisatie van Jennings – en dus ook zijn forse salaris (ongeveer 332.000 dollar vorig jaar) – rechtstreeks en gedeeltelijk door de Japanse regering wordt betaald. Hij heeft onlangs ook opgeroepen tot een diplomatieke boycot van de komende Olympische Winterspelen in Peking.

ASPI was de bron achter de beruchte documentaire “Red Flags” uit 2019, die werd uitgezonden op de staatszender ABC. Op McCarthyistische wijze beweerde “Red Flags” dat Australische universiteiten “geïnfiltreerd” waren met duizenden agenten van de Chinese Communistische Partij (CCP), die Australische geheimen leerden kennen en ze terugbrachten naar hun thuisland. Het rapport van ASPI, “Picking Flowers, Making Honey”, hield vol dat universiteiten actief samenwerkten met de CCP.

Ik ben opgegroeid in de koude oorlog. Derderangs academici en een groep charlatans maakten zichzelf belachelijk met hun machtige samenzweringstheorie van Chinezen (aka het Gele Gevaar) onder onze bedden. Ze zijn terug! Deze partij, de ASPI, echoot de leugens en het racisme van Trump.https://t.co/Ir9HZ3D2yP

  • John Pilger (@johnpilger) 18 juni 2020

De denktank uit Canberra zat ook achter de paniekzaaierij die ertoe leidde dat de Australische regering het contract met Huawei annuleerde om de beruchte slechte telecommunicatie-infrastructuur van het land te verbeteren. Een ASPI-medewerker, die de hype nog groter maakte, beweerde zelfs in een nationale krant dat als de kleine stad Bendigo zou doorgaan met haar plannen om Huawei-sensoren op haar vuilniswagens te bevestigen, dit een bedreiging zou vormen voor de nationale veiligheid.

Jennings prees de daaropvolgende beslissing van de regering om de 5G plannen van het land te annuleren als “absoluut de juiste beslissing”, en categoriseerde de tegenstanders als “het onvermijdelijke gezeur van China’s rode brigade van nuttige idioten”. Op geen enkel moment erkende hij dat telecomgiganten die ASPI financieren, en in wiens raden veel van de belangrijkste leden zitten, waarschijnlijk zouden profiteren van de beslissing.

Ik ontmoette ASPI acoliet Vicky Xu vandaag bij de taxi lijn op de luchthaven. Toen ik uitlegde dat ik bang ben dat we in oorlog raken met China, zei ze: “We zijn al in oorlog met China.” Ik zei, “Nee, een echte oorlog.” Ze antwoordde, “Ik ben in een echte oorlog met China.” ASPI heeft veel te verantwoorden, IMHO.

  • Robert Barwick (@RobbieBarwick) 14 april 2021

Afgelopen zomer publiceerde ASPI ook een rapport met de titel “China dreigt Australië met raketaanval.” De basis van de “dreiging,” was echter niet China, maar een twee-parige verklaring van Hu Xijin, de hoofdredacteur van een Chinese krant, The Global Times. Hu schreef dat als Australië China de oorlog zou verklaren, troepen naar Taiwan zou sturen en Chinese soldaten zou beginnen te doden, China de mogelijkheid zou moeten hebben om terug te schieten op Australië. De auteur van het stuk, Paul Dibb, het voormalige hoofd van Australië’s equivalent van de Defense Intelligence Agency, wist ongetwijfeld het verschil, maar liet dat niet in de weg staan van een goed verhaal.

Dibb heeft zelf openlijk de spanningen tussen de twee naties opgevoerd. In 2020 schreef hij een artikel voor ASPI met de titel “Hoe Australië China kan afschrikken.” Het artikel werd eenvoudigweg geïllustreerd met een foto van een Lockheed Martin raket. Pilger vertelde MintPress:

ASPI is een van ’s werelds meest schaamteloze propagandafiguren. Als we terug waren in de oude Koude Oorlog, zou het het equivalent zijn van Pravda – hoewel mijn herinnering aan Pravda is dat het eerlijk was in zijn rol als een stem van de staat, terwijl ASPI doet alsof het onafhankelijk is.”

Voor een denktank die beweert een beschermer te zijn tegen nepnieuws en desinformatie online, heeft ASPI in de voorhoede gestaan van het mainstreamen van samenzweringstheorieën over COVID-19 en China, in het bijzonder die van het Wuhan lab lek. In een rapport getiteld “The Great Covid Cover-up”, houdt ASPI vol dat er een massale, wereldwijde samenzwering is geweest van de wetenschappelijke, academische en medische gemeenschappen, en zelfs van delen van de Amerikaanse regering, allemaal om de ware oorsprong van Covid te verbergen en om China dwars te zitten.

Het belangrijkste is echter dat ASPI een wereldwijde drijvende kracht is achter het wereldwijd onder de aandacht brengen van de behandeling van Oeigoerse Moslims in Xinjiang. Hun vele rapporten, in het bijzonder het lopende Xinjiang Data Project, zijn de basis geweest van honderden artikelen en nieuwssegmenten over de hele wereld. Helaas is veel van hun onderzoek even slordig als bij andere projecten het geval is geweest. Zodra het een interactieve kaart vrijgaf met de locaties van wat het beweerde honderden Oeigoerse detentiecentra waren, konden lokale Chinezen en zelfs individuen die hulpmiddelen zoals Google gebruikten, onomstotelijk aantonen dat veel van deze “gevangenissen” eigenlijk scholen, regeringskantoren of andere meer alledaagse gebouwen waren.

ASPI’s rapport Turpan Detention Center Facility #7 & Facility #1 blijken respectievelijk Gaochang District Bureau for Veterans Affairs en Gaochang District Bureau for Business & Industry Informationisation te zijn. Het bewijs is dat ze allebei buitenmuren hebben! https://t.co/yb3LTz9wvA pic.twitter.com/WuRprk4Bih

  • Chengxin Pan (@ChengxinPan) 27 september 2020

Dit wil natuurlijk niet zeggen dat er geen detentiefaciliteiten bestaan, of dat een groot aantal Oeigoeren niet is onderdrukt of gevangengezet. Zelfs de Chinese regering erkent dat zij grote aantallen mensen heeft onderworpen aan wat zij omschrijft als deradicaliseringsprogramma’s. Wat wel duidelijk naar voren komt is de slordigheid van de wetenschap die gebruikt wordt om een wereldwijde boycot te rechtvaardigen van bedrijven die banden hebben met Xinjiang op grond van dwangarbeid, iets waar ASPI mede de leiding over heeft genomen. De ASPI is dus allesbehalve een neutrale arbiter in het besluit van Twitter om duizenden accounts te sluiten om de verspreiding van verkeerde informatie over Xinjiang tegen te gaan; in feite is de ASPI de aanklager, de rechter en de beul tegelijk.

Ironisch genoeg zijn ten minste 11 van de grootste geldschieters van de denktank zelf zwaar betrokken bij het gebruik van dwangarbeid om hun wapens te produceren, of bij mensenhandel. Boeing, Raytheon, BAE Systems en Lockheed Martin maken allen gebruik van gedwongen Amerikaanse gevangenisarbeid om hun producten te maken, terwijl bepaalde nationale sponsors, waaronder de Verenigde Staten en de VAE, zich bezighouden met dwangarbeid.

De organisatie die China voortdurend aanvalt, was ook een van de drijvende krachten achter de jarenlange RussiaGate-complotten in de Verenigde Staten. ASPI-agenten werden de hele wereld overgevlogen om zogenaamd deskundige getuigenissen af te leggen bij de hoorzittingen van de Amerikaanse Senaat over vermeende Russische inmenging online en in de verkiezingen van 2016. Opmerkelijk is dat het ASPI-rapport “Hacking Democracies” beweert dat alleen Rusland en China zich bemoeien met de verkiezingen van andere landen, zonder acht te slaan op de lange geschiedenis waarin de Amerikaanse regering precies dat doet.

Geconfronteerd met toenemende kritiek in eigen land, heeft ASPI op ondeskundige wijze geprobeerd zijn eigen imago online te wassen. De organisatie werd betrapt toen zij negatieve informatie van haar Wikipedia-pagina verwijderde met gebruikmaking van een ASPI-geregistreerd IP-adres. Een aantal gebruikers die de pagina bewerkten om positieve inhoud toe te voegen en negatieve informatie te verwijderen, werden geïdentificeerd als sokpoppen (nepaccounts gecontroleerd door een andere gebruiker om de indruk te wekken van een groepsconsensus) en werden door Wikipedia verbannen. Journalist Marcus Reubenstein ontdekte ook dat een andere pro-ASPI Wikipedia-editor met de naam “Wyvern2604” oorspronkelijk “ASPI ORG” heette voordat hij zijn naam veranderde. Dit soort grove online propaganda is precies waar ASPI haar vijanden van beschuldigt. Maar in plaats van in diskrediet te zijn gebracht en haar accounts te hebben laten verwijderen, is ASPI nu een leider, zogezegd, in de strijd tegen desinformatie – of het publiek dat nu leuk vindt of niet.

Ondertekening van Bellum Americanum

De houding van Australië tegenover China heeft de laatste jaren een dramatische wending genomen. Ooit onderhield het een hartelijke relatie met Peking en ontwikkelde het nauwe economische banden met het land. Premier Kevin Rudd, in en uit functie tussen 2007 en 2013, maakte zelfs indruk op zijn Chinese ambtgenoten met zijn vloeiend Mandarijn.

Maar terwijl de Verenigde Staten hun blik op Peking hebben gericht, heeft Australië dit voorbeeld gevolgd door zich aan te sluiten bij door de VS gedomineerde militaire organisaties als The Quad (VS, Australië, Japan, India) en AUKUS (Australië, V.K., VS), die er beide op gericht zijn de verdere economische opkomst van China te voorkomen. Met het oog daarop leveren de VS gezamenlijke inspanningen om een “Aziatische NAVO” te ontwikkelen, zoals hoge generaals het hebben genoemd, en wel zo snel mogelijk.

De media hebben samengewerkt met de ASPI om de dreiging van China te hypen, terwijl politici die niet meegaan in dit gevaarlijke jingoïsme worden bestempeld als “pandaknuffelaars”. In zoverre heeft het een diepgaande invloed gehad op de publieke opinie. Nog in 2018 zag 82% van de Australiërs China eerder als een “economische partner” dan als een “bedreiging van de veiligheid” (12%). In 2021 waren die cijfers echter radicaal veranderd; 63% beschouwde China als een bedreiging, en slechts 34% beschreef het als een economische partner. Zelfs Rudd zelf is een soort China-havik geworden, die het land omschrijft als “een gorilla van 1000 pond in de voorste huiskamer”.

Historisch gezien heeft Australië de Verenigde Staten altijd gevolgd in welke militaire onderneming dan ook. Op het hoogtepunt van de oorlog waren er bijna 8.000 Australische soldaten in Vietnam, waarbij het land zo’n 3.500 slachtoffers maakte. Het land vergezelde de VS ook tijdens de Eerste Golfoorlog en de twee grootste campagnes na 9/11.

Dit gaat door tot op de dag van vandaag. Eind vorig jaar heeft Australië toegezegd acht enorme kernonderzeeërs aan te schaffen voor een bedrag van ongeveer 64 miljard dollar. De aankondiging werd door alle partijen opgevat als een gebaar aan Washington om te laten zien dat Australië hoe dan ook aan zijn zijde zal staan. Maar aangezien China verreweg de grootste economische partner van Australië is (bijna een derde van alle Australische export gaat naar de P.R.C.), zou elk conflict verwoestend zijn. Het enthousiasme waarmee de regering in Canberra de VS verkiest boven China spreekt dan ook boekdelen over wat zij als haar ware rol ziet. Zoals Pilger het stelde:

In de woorden van een hoge CIA-officier die ooit in Australië gestationeerd was, zijn Australische premiers “voor altijd onderdanig aan ons. Tot 2015 was de relatie met China pragmatisch en zakelijk. China is de grootste en belangrijkste handelaar van Australië. De relatie is nu een spektakel dat lijkt op het richten van een pistool op de eigen voeten.”

“Australië is nu een belangrijk onderdeel geworden van de Amerikaanse confrontatie met China,” zei Haigh. “De Amerikanen zijn erop gebrand om het tegen China op te nemen. Het is niet een kwestie van ‘als’, maar van ‘wanneer’, want dat is wat zij willen doen. Ze hebben hun besluit genomen… Het is kanonneerboot diplomatie met vliegdekschepen,” voegde hij eraan toe.

“Wil je dat ik deze c*** laat vallen?”

Afschuwelijke video toont Australische SAS-soldaat die ongewapende Afghaanse man van dichtbij neerschiet en doodt in #Afghanistan.#Australië #oorlogsmisdadenhttps://t.co/O3V6qfTjEE pic.twitter.com/gSzNiUAEum

  • DOAM (@doamuslims) 18 maart 2020

De denktank-sociale media-as

De samenwerking van Twitter met ASPI maakt deel uit van een groeiende trend waarbij de grootste sociale mediaplatforms samenwerken met havikistische, door de staat gesponsorde denktanks. In 2018 kondigde Facebook aan dat het samenwerkte met de NAVO-denktank de Atlantic Council, waarbij het een niet nader genoemde hoeveelheid controle over de nieuwsfeeds van gebruikers aan de groep gaf, waardoor het Facebook kon helpen beslissen welke berichten gebruikers zagen en welke werden onderdrukt.

De banden van de Atlantic Council met de staatsmacht zijn zelfs nog dieper dan die van ASPI. De raad van bestuur van de raad is een ‘who’s who’ van machtige staatsfiguren – waaronder hooggeplaatste staatslieden als Condoleezza Rice en Henry Kissinger; een groot aantal Amerikaanse generaals, waaronder Jim ‘Mad Dog’ Mattis, Wesley Clark en David Petraeus; en niet minder dan zeven voormalige directeuren of waarnemend directeuren van de CIA. Net als ASPI, wordt de Atlantic Council gefinancierd door Westerse regeringen, wapenfabrikanten en grote techbedrijven. Als zodanig vertegenwoordigt hij het collectieve bewustzijn van de Amerikaanse staat.

De Atlantische Raad heeft, net als ASPI, ook een centrale rol gespeeld in de stormloop op een potentiële oorlog met Rusland of China, waarbij de organisatie voortdurend zeer twijfelachtige rapporten naar buiten bracht over Russische of Chinese inmenging in de binnenlandse politiek. Afgelopen februari publiceerde de Atlantic Council een anoniem rapport van 26.000 woorden waarin zijn visie op een toekomstig China werd geschetst. “De Verenigde Staten en hun belangrijkste bondgenoten blijven het regionale en mondiale machtsevenwicht over alle belangrijke machtsindicatoren domineren”, schreef de Raad, die ook hoopte dat staatshoofd Xi Jinping “zal worden vervangen door een gematigder partijleiderschap; en dat het Chinese volk zelf vragen is gaan stellen bij de eeuwenlange stelling van de Communistische Partij dat China’s oude beschaving voor altijd is voorbestemd voor een autoritaire toekomst.” Met andere woorden, dat China is doorgeslagen en dat er een soort van regimeverandering heeft plaatsgevonden.

Een week later huurde Facebook voormalig persvoorlichter van de NAVO en huidig senior fellow bij de Atlantic Council, Ben Nimmo, in om “leiding te geven aan de strategie voor inlichtingen over bedreigingen vanuit de wereld tegen beïnvloedingsoperaties” en “opkomende bedreigingen. Nimmo noemde specifiek Iran en Rusland als potentiële gevaren voor het platform.

Een andere voormalige havik van de Atlantische Raad die social media-baas werd, is Jessica Ashooh van Reddit. Ashooh verliet haar baan als adjunct-directeur van de “Middle East Strategy Force” van de Atlantische Raad om de beleidsdirecteur van Reddit te worden – een positie waarvoor ze op papier totaal ongeschikt was.

Een tweede, zeer belangrijk voorbeeld van de samenwerking tussen Twitter en de staatsinlichtingendienst is het geval Gordon MacMillan. MacMillan is een officier in actieve dienst in de 77e Brigade van het Britse leger, een eenheid die zich bezighoudt met online operaties en psychologische oorlogsvoering, maar toch werd hij op de een of andere manier aangesteld als hoofd van de redactie van Twitter. Ondanks het feit dat zijn ontmaskering uitgebreid aan bod is gekomen in de alternatieve media (o.a. in MintPress News), heeft slechts één mainstream Amerikaans blad – Newsweek – de onthullingen zelfs maar vermeld. De Newsweek journalist die het verhaal schreef werd slechts een paar weken later uit de sector gezet. Toch blijft MacMillan tot op de dag van vandaag op zijn belangrijke post bij Twitter, wat er sterk op wijst dat het socialemediabedrijf op de hoogte was van zijn rol voordat hij werd aangenomen.

Waar deze incidenten uiteindelijk op duiden is een samensmelting tussen sociale media en de nationale veiligheidsstaat, iets wat de Twitter/ASPI unie onderstreept. Dit is al lang voorzien, zelfs bepleit door beide entiteiten. Tijdens het gala ter gelegenheid van de 70e verjaardag van de NAVO in 2019 verklaarde admiraal James Stavridis, voormalig opperbevelhebber van de NAVO voor Europa, dat zijn organisatie zich zeer binnenkort “veel meer zou bezighouden” met tech- en cyberbeveiligingskwesties. Maar lang voor die tijd waren leidinggevenden bij Google hun bedrijf aan het aanprijzen als een nieuw wapen voor het Amerikaanse rijk. “Wat Lockheed Martin was voor de twintigste eeuw, zullen technologie- en cyberbeveiligingsbedrijven [zoals Google] zijn voor de eenentwintigste,” schreven Eric Schmidt en Larry Cohen in hun boek, The New Digital Age, een boek dat was voorzien van een lovende recensie van Henry Kissinger op de achterflap.

Platforms als Twitter en Facebook worden veel meer gebruikt en hebben veel meer invloed dan welke krant of tv-zender dan ook. Wie hun algoritmen controleert en de macht heeft om accounts naar believen te promoten of te verwijderen, heeft een aanzienlijke invloed op de wereldwijde publieke opinie; vandaar het verlangen om ze te controleren. Wanneer een organisatie als ASPI of de Atlantic Council ook maar enige redactionele controle heeft over sociale media, komt dat neer op staatscensuur, maar dan op wereldwijde schaal.

Deze macht wordt nu al gebruikt op een flagrant antidemocratische manier. Enkele dagen voor de Nicaraguaanse presidentsverkiezingen in november werkten Facebook, Twitter, YouTube en Instagram schijnbaar samen om de linkse FSLN-partij (al lang een bête noire van de VS) van het internet te vegen door duizenden accounts, kanalen en pagina’s te zuiveren op het politiek meest gevoelige moment. Activisten die door Facebook waren geschorst wegens “niet-authentiek gedrag” (d.w.z. bots zijn) stroomden naar Twitter, waar ze berichten opnamen waarin ze verklaarden dat ze echte mensen waren die president Daniel Ortega steunden. Ongelooflijk genoeg nam Twitter het besluit om vrijwel al deze accounts ook te verwijderen.

Dat Twitter meer van dit soort operaties in de toekomst van plan is, wordt duidelijk door het feit dat ze tegelijk met ASPI partnerschappen aankondigden met twee andere organisaties. De ene is de Venezolaanse outlet Cazadores de Fake News, een groep die zich voordoet als een fact-checking organisatie, maar die zich vooral lijkt te wijden aan het aanvallen van de linkse regering van Nicolas Maduro (een ander Amerikaans doelwit). Cazadores de Fake News steunde stilzwijgend de zelfverklaarde president, Juan Guaidó, een favoriet van Washington. Cazadores de Fake News steunde ook de door de VS gesteunde militaire staatsgreep die in 2019 Jeanine Añez uit Bolivia kortstondig aan de macht bracht. De andere organisatie die samenwerkt met Twitter is het Stanford Internet Observatory, een groep die opschept over het opleiden van een nieuwe generatie (anti-Russische) leiders in Oekraïne en waarvan de directeur, Alex Stamos, ook in de adviesraad zit van het Collective Cybersecurity Center of Excellence van de NAVO.

Hoewel het Australische Instituut voor Strategisch Beleid misschien met de beste bedoelingen is begonnen en zelfs jarenlang heeft gefunctioneerd, wordt het steeds duidelijker dat zijn primaire rol erin bestaat crises te creëren – al dan niet nep – om de agenda’s van zijn geldschieters te dienen. Ooit werden wapens gemaakt om oorlogen te voeren; vandaag de dag worden oorlogen vaak gemaakt om wapens te verkopen.

De belangen van de Amerikaanse regering en van wapenbedrijven zijn niet die van het Australische publiek of van gebruikers van sociale media. Waar ooit de online ruimte een plaats was waar kritische informatie vrij kon circuleren, leven we steeds meer in een omgekeerde wereld waar een gigantische beïnvloedingsoperatie van de overheid wordt uitgevoerd onder het mom van het beschermen van ons tegen een even grote (buitenlandse) overheidsoperatie.

De ASPI is niet alleen een belangrijk instrument geworden om het Westen tot oorlog aan te zetten, maar heeft nu ook aanzienlijke macht om afwijkende meningen te onderdrukken, wat betekent dat zij de werkelijkheid gewoon kan uitvinden. Dat deze organisatie nu gedeeltelijk de leiding heeft over de moderatie van Twitter, en invloed uitoefent op wat honderden miljoenen mensen dagelijks te zien krijgen, is een ernstige bedreiging voor de vrije informatiestroom, en voor de kansen op een vreedzame 21e eeuw.


Feature photo | Graphic by Antonio Cabrera

Alan MacLeod is Senior Staff Writer for MintPress News. After completing his PhD in 2017 he published two books: Bad News From Venezuela: Twenty Years of Fake News and Misreporting and Propaganda in the Information Age: Still Manufacturing Consent, as well as a number of academic articles. He has also contributed to FAIR.org, The Guardian, Salon, The Grayzone, Jacobin Magazine, and Common Dreams.

Geef een reactie