Bron: Ramzy Baroud ramzybaroud.net 22 september 2021 ~~~
Zakaria Zubeidi is een van de zes Palestijnse gevangenen die zich op 6 september een weg naar buiten tunnelden uit Gilboa, een beruchte, zwaarbeveiligde Israëlische gevangenis. Zubeidi werd een paar dagen later opnieuw gearresteerd. De grote blauwe plekken op het gezicht van Zubeidi vertellen een schrijnend verhaal, dat van een gewaagde ontsnapping en van een gewelddadige arrestatie. Maar daar begint en eindigt het verhaal niet.
Twintig jaar geleden, na wat in het collectieve Palestijnse geheugen gegrift staat als het “bloedbad van Jenin“, maakte ik kennis met de familie Zubeidi in het vluchtelingenkamp van Jenin, dat tijdens en na de slag om Jenin bijna volledig door het Israëlische leger werd vernietigd.
Ondanks mijn herhaalde pogingen, verhinderde het Israëlische leger mij Jenin te bereiken, dat maandenlang onder totaal Israëlisch militair beleg werd gehouden na de meest gewelddadige episode van de hele Tweede Palestijnse Opstand (2000-2005).
Ik kon niet rechtstreeks met Zakaria spreken. In tegenstelling tot zijn broer, Taha, overleefde Zakaria het bloedbad en klom vervolgens op in de gelederen van de Al Aqsa Martelaren Brigades, de gewapende vleugel van de Fateh beweging, om er de leider van te worden, waarmee hij bovenaan de lijst van Israël’s meest gezochte Palestijnen kwam te staan.
Het meeste contact hadden we met zijn zus, Kauthar, die ons in detail vertelde over de gebeurtenissen die voorafgingen aan de noodlottige militaire belegering van april (2002). Kauthar was toen pas 20 jaar oud. Ondanks haar verdriet sprak zij trots over haar moeder, die slechts enkele weken voor de invasie van het kamp door een Israëlische sluipschutter was gedood en over haar broer, Taha, de leider van de Al Quds Brigades, de gewapende vleugel van de Islamitische Jihad in Jenin in die tijd; en over Zakaria, die nu op een missie was om zijn moeder, broer, beste vrienden en buren te wreken.
“Taha werd gedood door een sluipschutter. Nadat hij gedood was, schoten ze granaten op hem af, die zijn lichaam volledig verbrandden. Dit was in de wijk Damaj,” vertelde Kauthar, die eraan toevoegde: “De Shebab (jongens) verzamelden wat er van hem over was en stopten hem in een huis. Sinds die dag staat het huis bekend als ‘Het huis van de held’.
Kauthar vertelde me ook over haar moeder, Samira, 51, “die haar leven lang van de ene gevangenis naar de andere ging” om haar man en haar zonen te bezoeken. Samira was geliefd en gerespecteerd door alle strijders in het kamp. Haar kinderen waren de helden die alle jongeren probeerden na te volgen. Haar dood was bijzonder schokkend.
‘Ze werd met twee kogels in het hart geraakt,’ zei Kauthar. “Toen ze zich omdraaide, werd ze in haar rug geraakt. Bloed stroomde uit haar neus en mond. Ik wist niet wat ik anders moest doen dan schreeuwen.”
Zakaria dook onmiddellijk onder. De jonge strijder voelde zich gekrenkt over wat zijn geliefde Jenin, zijn familie, zijn moeder en zijn broer was overkomen, want de bruiloft van zijn broer was een week na de dag van zijn dood gepland. Hij voelde zich ook verraden door zijn Fateh “broeders” die openlijk met Israël bleven samenwerken, ondanks de toenemende tragedies op de bezette Westelijke Jordaanoever, en door de Israëlische linkerzijde die de familie Zubeidi in de steek liet ondanks beloften van solidariteit en kameraadschap.
“Elke week kwamen er 20-30 Israëli’s om theater te spelen,” zei Zakaria in een interview met het tijdschrift “The Time”, verwijzend naar het theater “Arna’s House”, waaraan Zakaria en andere jongeren uit Jenin deelnamen, en dat was opgericht door Arna Mer-Khamis, een Israëlische vrouw die getrouwd was met een Palestijn. “We openden ons huis en jullie sloopten het… We gaven ze te eten. En daarna nam niet één van hen de telefoon op. Toen zagen we het echte gezicht van links in Israël.”
Van de vijf kinderen die deelnamen aan het “Arna’s Huis” theater, overleefde alleen Zakaria. De rest had zich aangesloten bij verschillende gewapende groepen om tegen de Israëlische bezetting te vechten en werden allen gedood.
Zakaria werd in 1976 onder Israëlische bezetting geboren en heeft daarom nooit het leven als vrij man ervaren. Toen hij 13 was, werd hij door Israëlische soldaten neergeschoten omdat hij stenen had gegooid. Toen hij 14 was, werd hij voor het eerst gearresteerd. Op 17-jarige leeftijd sloot hij zich aan bij de veiligheidstroepen van de Palestijnse Autoriteit (PA), in de overtuiging, zoals veel Palestijnen in die tijd, dat het “leger” van de PA was opgericht om de Palestijnen te beschermen en hun vrijheid veilig te stellen. Gedesillusioneerd verliet hij de PA minder dan een jaar later.
Zakaria zette zich pas in 2001 in voor de gewapende strijd, als een manier om vrijheid te bereiken voor zijn volk, maanden na het begin van de Tweede Intifada. Een van zijn jeugdvrienden was een van de eersten die door Israëlische soldaten werd gedood. In 2002 sloot Zakaria zich aan bij de Al Aqsa Martelaren Brigades, rond de tijd dat zijn moeder, Samira, en zijn broer, Taha, werden vermoord.
Met name 2002 was een beslissend jaar voor de Fateh beweging, die praktisch, maar officieus, verdeeld was in twee groepen: Een die geloofde dat gewapende strijd een strategie voor bevrijding moest blijven, en een andere die pleitte voor politieke dialoog en een vredesproces. Veel leden van de eerste groep werden gedood, gearresteerd of gemarginaliseerd, waaronder de populaire leider van Fatah, Marwan Barghouti, die in april 2002 werd gearresteerd. De leden van de tweede groep werden rijk en corrupt. Hun “vredesproces” leverde niet de felbegeerde vrijheid op en zij weigerden andere strategieën te overwegen, uit angst voor het verlies van hun privileges.
Zakaria was, net als duizenden Fateh leden en strijders, gevangen in dit voortdurende dilemma, door te willen gaan met de strijd alsof het leiderschap van PA president Mahmoud Abbas bereid was alles te riskeren voor Palestina, terwijl hij toegewijd bleef aan de Fatah partij, in de hoop dat, misschien, op een dag de beweging de mantel van het Palestijnse verzet weer zou opeisen.
Het traject van Zakaria’s leven, tot nu toe, is een bewijs van deze verwarring. Hij werd niet alleen gevangen gezet door de Israeli’s, maar ook door de PA. Soms sprak hij vol lof over Abbas, om later al het verraad van het Palestijnse leiderschap te verwerpen. Hij gaf zijn wapen meerdere malen af, om het vervolgens weer op te halen met dezelfde vastberadenheid als voorheen.
Hoewel Zakaria nu terug is in de gevangenis, blijft zijn verhaal onafgemaakt. Tientallen jonge strijders zwerven nu door de straten van het vluchtelingenkamp van Jenin en zweren de gewapende strijd voort te zetten. Zakaria Zubeidi is namelijk niet slechts één persoon, maar een hele generatie Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever, die gevangen zitten in een onmogelijk dilemma, waarbij ze moeten kiezen tussen een pijnlijke, maar echte vrijheidsstrijd en politieke compromissen, die, in Zakaria’s eigen woorden, “niets hebben opgeleverd”.
Ramzy Baroud is journalist en redacteur van The Palestine Chronicle. Hij is de auteur van vijf boeken. Zijn meest recente is “These Chains Will Be Broken: Palestinian Stories of Struggle and Defiance in Israeli Prisons” (Clarity Press). Dr. Baroud is een niet-residente senior research fellow aan het Centre for Islam and Global Affairs en ook aan het Afro-Middle East Centre. Zijn website is www.ramzybaroud.net
Topfoto: Palestinian political prisoner Zakaria Zubeidi. (Photo: File)