Bron:  Thierry Meyssan
Voltaire Netwerk 10 augustus 2021 *(FR)
ook Engels - Duits, ... ~~~

We gaan verder met de publicatie van het nieuwe boek van Thierry Meyssan, “Sous nos yeux“ (Recht voor onze ogen). In deze aflevering keert het geluk van de gebeurtenissen. De Amerikaans-Egyptische president Mohamed Morsi wordt uit de macht gezet na gigantische betogingen, terwijl de invasie in Damascus mislukt. Voltaire Netwerk | Damascus (Syrië) | 10 augustus 2021 عربيDeutschEnglishEspañolfrançaisitalianoPortuguêsromânăTürkçe


Dit artikel is een fragment uit het boek Sous nos Yeux (Fake wars and big lies). Zie hier de inhoudsopgave.

11- De “Arabische lente” in Syrië

Vanaf 4 februari 2011, de openingsdag van de bijeenkomst in Caïro, wordt de coördinatie van de “Arabische Lente” in Syrië verzorgd door het Facebook-account Syrian Revolution 2011. Alleen al uit de titel blijkt de operatie bedoeld was om de Arabische Republiek Syrië snel omver te werpen, zoals ook het geval was geweest bij de andere “kleurenrevoluties”, aangezien het niet gericht was op het veranderen van de mentaliteit, maar op verandering van de leidende elites en een paar wetten van het land. De dag van haar oprichting lanceerde de ’Syrische Revolutie 2011’ een oproep om te betogen in Damascus, die werd verspreid door Al-Jazeera, terwijl Facebook tienduizenden “volgelingen” plaatste. Gegoochel met computers. Dit acount zal de komende vijf jaar een centrale rol spelen. Zij zal elke vrijdag, de islamitische gebedsdag, wijden aan een doelstelling van de Broederschap.

Haririst Congreslid Okab Sakr

Op 22 februari, is John McCain in Libanon. Hij ontmoet verschillende leiders van de pro-Saudische 14 maart-coalitie, waaronder parlementslid Okab Sakr, aan wie hij de levering van wapens aan de islamisten in Syrië toevertrouwt [1]. Daarna verlaat hij Beiroet en gaat de Syrische grens verkennen. Hij kiest het dorp Ersal als toekomstige uitvalsbasis.

Ondanks oproepen van het mysterieuze Syrische Revolutie 2011 account, duurde het tot half maart voordat de gebeurtenissen in Syrië begonnen. In Daraa, een stad in het zuiden die de reputatie heeft zeer Baathistisch te zijn, heeft de Broederschap voormalige jihadisten uit Afghanistan en Irak bijeengebracht. Zij kaapten een demonstratie van ambtenaren die een loonsverhoging eisten en begonnen het Paleis van Justitie te plunderen. Dezelfde dag hebben zij onder leiding van Mossad-officieren een aanval uitgevoerd op een centrum van de geheime dienst buiten de stad, dat uitsluitend wordt gebruikt om toezicht te houden op de Israëlische activiteiten in de bezette Golanhoogte.

Al-Jazeera meldt dat inwoners van Daraa protesteren nadat de politie kinderen heeft gemarteld omdat ze leuzen tegen president Assad hadden geschreven. Verwarring heerste terwijl relschoppers het stadscentrum bleven vernielen. In de weken daarna trokken drie groepen islamisten door het land, waarbij zij secundaire, slecht verdedigde doelwitten aanvielen. De indruk van onrust verspreidde zich over het hele land, hoewel het slechts drie afzonderlijke plaatsen tegelijk betrof. In een paar weken tijd werden meer dan 100 mensen gedood, voornamelijk politie en militairen.

President Assad reageerde tegengesteld aan wat van hem werd verwacht: in plaats van een plaatselijke Patriot Act op te leggen, trok hij de noodtoestand in die nog steeds van kracht was – Syrië was in oorlog met Israël, dat de Golan Hoogvlakte bezet hield – en ontbond hij het staatsveiligheidshof. Hij heeft een wet aangenomen die het recht op demonstratie waarborgt en regelt, heeft een vanuit het buitenland uitgevoerde operatie bekritiseerd en heeft de bevolking opgeroepen de instituties te steunen. Hij roept de stafchefs bijeen en verbiedt soldaten hun wapens te gebruiken als er gevaar bestaat dat er burgerslachtoffers vallen.

De Syrische Moslimbroederschapsleider Ali Sadreddine al-Bayanouni (vluchteling in Londen) vormt een alliantie met de voormalige Syrische vicepresident Abdel Halim Khaddam (vluchteling in Parijs). Deze laatste was zijn land ontvlucht toen werd ontdekt hoe hij, samen met het hoofd van de inlichtingendiensten Ghazi Kanaan, de plundering van Libanon door de Saoediër Rafic Hariri in de doofpot had gestopt.

De broeders hebben de president op zijn woord geloofd en hebben in Banias (de stad van voormalig vice-president Abdel Halim Khaddam) onder het oog van de bevolking gedurende enkele uren een militair konvooi aangevallen. Uit vrees burgers te verwonden, gebruikten de soldaten die hun president gehoorzaamden, hun wapens niet. Een dozijn van hen zijn gedood. De sergeant die de leiding heeft over het detachement verliest zijn beide benen terwijl hij met zijn lichaam een granaat smoort zodat deze zijn mannen niet doodt. De operatie wordt vanuit Parijs georganiseerd door het Salvation Front van Khaddam en de Moslimbroederschap. Op 6 juni worden 120 politieagenten gedood in een identieke situatie in Jisr Al-Shughour.

In verscheidene steden werden bijeenkomsten gehouden tegen de Arabische Republiek Syrië. In tegenstelling tot het beeld dat door de westerse media wordt geschetst, hebben de demonstranten nooit opgeroepen tot democratie. De meest gehoorde leuzen zijn: “Het volk wil de val van het regime”, “Christenen naar Beiroet, Alawieten naar het graf”, “Wij willen een godvrezende president”, “Weg met Iran en Hezbollah”. Verscheidene andere slogans roepen tot “vrijheid” op, maar niet in de westerse zin. De demonstranten eisen de vrijheid om de sharia uit te oefenen.

In die tijd beschouwden de mensen alleen Al-Jazeera en Al-Arabiya, die de regimewisselingen in Tunesië en Egypte steunden, als betrouwbare informatiebronnen. Zij zijn er dus van overtuigd dat ook in Syrië de president zal aftreden en de Moslimbroederschap aan de macht zal komen. De overgrote meerderheid van de Syriërs is getuige van wat zij als een “revolutie” beschouwen en bereidt zich voor op een islamistische omwenteling. Het aantal Syriërs dat tegen de republiek is of de Moslimbroederschap steunt, is zeer moeilijk in cijfers uit te drukken. Wij kunnen hoogstens vaststellen dat er honderden kleine demonstraties in het land plaatsvinden en dat de grootste bijna 100.000 mensen in Hama bijeenbracht. De organisatoren ervan werden in Damascus ontvangen door president Assad. Toen hij hen vroeg wat hun eisen waren, antwoordden zij “het verbod voor Alawieten om Hama binnen te komen”. Verbijsterd beëindigde de president – zelf een Alawiet – de bijeenkomst.

Op 4 juli was er in Parijs een openbare conferentie, achter de schermen georganiseerd door de Broederschap en de Israëlische regering, om de Franse leiders aan boord te krijgen. In navolging op de oproep van de “filosoof” Bernard-Henri Lévy en de voormalige en toekomstige ministers van Buitenlandse Zaken, Bernard Kouchner en Laurent Fabius, hebben gekozen vertegenwoordigers van rechts, het centrum, links en enkele groenen hun steun betuigd aan wat hun werd voorgesteld als een strijd voor democratie. Niemand in de zaal merkte de aanwezigheid op van de echte organisatoren: Alex Goldfarb (adviseur van de Israëlische minister van Defensie) en Melhem Droubi (hoofd van de wereldwijde buitenlandse betrekkingen van de Broederschap, die speciaal uit Saudi-Arabië was gekomen).

Burhan Ghalioun verliet Syrië op 24-jarige leeftijd en maakte een academische carrière in Parijs. Tegelijkertijd richtte hij met de hulp van de NED in 1983 in Tunesië de Arabische Organisatie voor Mensenrechten op. Toen de Algerijn Abassa Madani (van het Islamitisch Verlossingsfront) in ballingschap ging in Qatar, hielp deze seculiere Ghalioun hem bij het schrijven van zijn toespraken. In juni 2011 nam hij deel aan de Conferentie voor nationale verlossing van de Moslimbroederschap en op voorstel van de Verenigde Staten werd hij de maand daarna verkozen tot voorzitter van de Syrische Nationale Raad (SNC). Vanaf dat moment ontving hij een salaris van het ministerie van buitenlandse zaken van de VS voor “het vertegenwoordigen van het Syrische volk”.

In augustus werd in Istanboel een Syrische Nationale Raad gevormd naar het model van de Libische Nationale Overgangsraad. Het brengt persoonlijkheden bijeen die al jaren buiten Syrië wonen, anderen die het land net hebben verlaten, en de Moslimbroederschap. Het bizarre idee dat deze groep een “democratie” wilde vestigen, werd voor de schijn aannemelijk gemaakt door personen uit de extreem linkse vleugel, zoals professor Burhan, die president gemaakt wordt. Hij werkt al jaren samen met de NED en de Moslim Broederschap. Hoewel hij een secularist is, schrijft hij de toespraken van Abassi Madani (de voorzitter van het Algerijnse Islamitisch Salvatiefront) sinds deze in ballingschap is gegaan in Qatar. Evenzo waren er George Sabra en Michel Kilo, die al meer dan dertig jaar met de Broederschap samenwerken en die de Amerikaanse Trotskisten in 1982 naar de NED zijn gevolgd. Onder leiding van de Libiër Mahmoud Jibril werkte Sabra aan de buitenlandse versies van het kinderprogramma Sesamstraat, geproduceerd door het Franse Lagardère Média en het Qatarese Al-Jazeera, samen met Cheryl Benard, de echtgenote van de Amerikaanse ambassadeur bij de VN en vervolgens bij Irak, Zalmay Khalilzad. En evenzo was er Haytham Manna, de investeringsmanager van de Soedanese broederschap.

Qatar koopt van de PLO voor 400 miljoen dollar het jaarlijkse roulerende voorzitterschap van de Arabische Liga. In strijd met de statuten schorste het de Arabische Republiek Syrië, hoewel die een stichtend lid van de organisatie was. Vervolgens stelde het een waarnemersmissie op het terrein voor, voorgezeten door Soedan (nog steeds geregeerd door het Broederschap). Deze heeft het voormalige hoofd van de geheime diensten en voormalig ambassadeur in Qatar, generaal Mohammed Ahmed Mustafa Al-Dabi, aangewezen om de werkzaamheden te leiden. Alle lidstaten stuurden waarnemers, zodat alle trends vertegenwoordigd waren. De Arabische Republiek Syrië stemde ermee in als gastheer op te treden voor de Liga en stond de missie toe haar gehele grondgebied te bestrijken. Dit was de eerste en enige keer dat een pluralistische organisatie het veld in ging, alle hoofdrolspelers ontmoette en het hele land bezocht. Het is in feite de enige geloofwaardige externe bron gedurende het hele conflict.

De benoeming van generaal al-Dabi werd door alle partijen unaniem toegejuicht. Hij had onderhandeld over de scheiding van Sudan en Zuid-Sudan, en was door veel Arabische staten voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Vrede. Bij lezing van de voorlopige rapporten bleek echter dat de Soedanezen niet van plan waren een rapport op bestelling te schrijven, maar een authentiek en pluralistisch onderzoek te verrichten. Plotseling veranderden de internationale media van toon en beschuldigden al-Dabi van verantwoordelijkheid voor de genocide in Darfur. Al degenen die zijn benoeming hadden goedgekeurd eisten nu zijn aftreden. De generaal verzette zich woedend.

Tenslotte werd een statusrapport gepubliceerd, waarin werd bevestigd dat er in Syrië geen revolutie was. De missie bevestigt dat het geweld sterk overdreven is, dat het leger zich uit de steden heeft teruggetrokken, dat er geen repressie is, dat de slachtoffers vooral soldaten en politieagenten zijn, dat meer dan 5.000 gevangenen wier namen aan de autoriteiten zijn doorgegeven, zijn vrijgelaten, en dat de buitenlandse media die de gebeurtenissen willen verslaan, daartoe toestemming hebben gekregen.

Qatar betaalde in een vlaag van woede 2 miljard dollar aan Soedan om generaal al-Dabi terug te roepen, maar deze weigerde de Liga toe te staan zijn opvolger aan te wijzen. De missie, beroofd van haar commandant, werd begin 2012 ontbonden.

De jonge Abu Saleh wordt een vaste correspondent voor France 24 en Al-Jazeera in het islamitische emiraat Baba Amr (Homs). Hij ensceneert het denkbeeldige bombardement van de wijk gedurende twee maanden door de troepen van het “regime”, neemt deel aan het doodvonnis van 150 wijkbewoners, spreekt als stervende zijn toeschouwers toe (foto), steekt dan, plotseling weer gezond, een pijpleiding in brand, enz. Hij vluchtte naar Parijs toen het emiraat viel en dook later weer op in Idleb.

Woedend dat de Syrische Arabische Republiek ermee wegkomt, besluiten de Broeders een Islamitisch Emiraat op te richten. Na verschillende pogingen kozen zij een nieuwe wijk van Homs, Baba Amr, waar van tevoren tunnels zijn gegraven en aangelegd om de bevoorrading in geval van belegering veilig te stellen. 3.000 strijders verzamelden zich daar, waaronder 2.000 Syrische takfiri. Zij zijn lid van een subgroep van de Broederschap, “Excommunicatie en Immigratie”, die onder Sadat is opgericht.

Zij richtten een “Revolutionair Tribunaal” op, berechtten en veroordeelden meer dan 150 inwoners van de wijk ter dood, en sneden vervolgens in het openbaar hun kelen door. De rest van de bewoners vluchtte, met uitzondering van een veertigtal gezinnen. De Takfiri bouwden vervolgens barricades op bij alle toegangen tot de wijk, die zwaar bewapend werden door de Franse Speciale Strijdkrachten. De terreurcampagne van het eerste jaar maakte plaats voor een stellingenoorlog, overeenkomstig het plan dat in 2004 was uiteengezet in “Het beheer van de wreedheid“. Vanaf dat moment kregen de islamisten van de NAVO wapens die geavanceerder waren dan die van het Syrische leger, dat sinds 2005 onder een embargo staat

Op een ochtend trok het Syrische Arabische Leger Baba Amr binnen, waarvan de verdediging was uitgeschakeld. De Fransen, de journalisten en enkele leiders vluchtten, om enkele dagen later weer in Libanon op te duiken. De Takfiri gaven zich over. De oorlog die net was begonnen, leek al ten einde, zoals in Libanon in 2007, toen het Libanese leger Fatah al-Islam versloeg. Maar de islamisten waren nog niet klaar.

Een nieuwe operatie werd voorbereid vanuit Jordanië, onder NAVO-commando. Het plan was om Damascus aan te vallen in het kader van een gigantische psychologische operatie, maar deze werd op het laatste moment afgeblazen. De islamisten die door Frankrijk in Baba Amr in de steek waren gelaten, werden nu ontmanteld door de Verenigde Staten, die een mogelijke deling van het Midden-Oosten met Rusland bespraken. Op 30 juni 2012 werd in Genève een vredesbelofte ondertekend.

12- Het einde van de “Arabische Lente” in Egypte

In Egypte domineerde de Broederschap het nieuwe parlement, of “grondwetgevende vergadering”, die van mening was dat de nieuwe grondwet – die speciaal was opgesteld om haar verkiezing te bespoedigen – niet veel meer was dan een herhaling van een licht gewijzigde oude tekst, hoewel deze bij referendum met 77% was goedgekeurd. Het wees daarom een grondwetgevende vergadering van 100 leden aan, waaronder ditmaal 60 broeders.

Zodra president Moubarak, gedwongen door Washington, was afgetreden, keerde sjeik Youssef Al-Qaradâwî in een privé-jet terug naar Qatar. Beheerder van het Oxford Centre for Islamic Studies onder voorzitterschap van prins Charles, en geestelijk adviseur van Al-Jazeera, presenteerde hij een wekelijks programma over de sharia. Op het Tahrir-plein verwierp hij de democratie en riep hij op tot de terechtstelling van homoseksuelen.

De Broederschap benadrukte dat de jonge democraten de macht van het leger zouden kunnen ondermijnen. Hun campagne voor de presidentsverkiezingen was de gelegenheid om op te roepen tot de wederoprichting van het land door de Koran. Yusuf al-Qaradawi predikte dat het belangrijker was homoseksuelen te bestrijden en het geloof te herstellen dan Israël te bestrijden voor de erkenning van de rechten van het Palestijnse volk [2]. Terwijl de Soennitische bevolking de verkiezingen massaal boycotte, verhinderde de Broederschap dat de verkiezingen in christelijke dorpen en steden werden gehouden, zodat 600.000 burgers niet konden stemmen.

De presidentiële verkiezingscommissie “bevestigt Mohamed Morsi als president van Egypte, om het land een bloedig noodlot te besparen indien [zij] de verkiezing van generaal Ahmed Shafiq zou afkondigen”.

Volgens de verkiezingsresultaten was generaal Ahmed Shafik, voormalig premier van Mubarak, echter de winnaar met een kleine voorsprong van 30.000 stemmen. De Broederschap bedreigde vervolgens de leden van de kiescommissie en hun gezinnen, totdat deze laatste na 13 dagen besloot de overwinning van broeder Mohamed Morsi uit te roepen [3]. De “internationale gemeenschap”, die een oogje dichtknijpt, juicht het “democratische” karakter van het verkiezingsproces toe.

Persconferentie in het hoofdkwartier van de Moslimbroederschap met de wereldleider van de Broederschap en president Mohamed Morsi.

Mohamed Morsi is een ingenieur die voor de NASA had gewerkt. Hij had de Amerikaanse nationaliteit en een geheime veiligheidsmachtiging voor defensie in het Pentagon. Zodra hij aan de macht kwam, begon hij te werken aan de rehabilitatie en bevoordeling van zijn eigen clan, en aan de versterking van de banden met Israël. Op de verjaardag van de executie van Sadat ontving hij de moordenaars in het presidentiële paleis. Hij benoemde Adel Mohammed al-Khayat, een van de leiders van Gamaa Al-Islamiya (de groep die verantwoordelijk was voor het bloedbad van 1997 in Luxor), tot gouverneur van dat district. Hij vervolgde de democraten die hadden gedemonstreerd tegen bepaalde aspecten van het beleid van Hosni Mubarak (maar niet tegen diens aftreden). Hij steunde een grootscheepse pogromcampagne van de Moslimbroederschap tegen de christenen en bedekte hun misdaden – lynchpartijen, plundering van de aartsbisdommen en het verbranden van kerken. Tegelijkertijd privatiseerde hij grote bedrijven en kondigde hij de mogelijke verkoop aan van het Suezkanaal aan Qatar, dat op dat moment de Broederschap steunde. Vanuit het presidentieel paleis belde hij ten minste vier keer met Ayman al-Zawahiri, de wereldleider van Al Qaida.

Uiteindelijk werd het verzet tegen Morsi unaniem; met uitzondering van de Broederschap demonstreerden alle politieke partijen, zelfs de salafisten, tegen hem. 33 miljoen burgers gingen de straat op en riepen het leger op om het land terug te geven aan het volk. President Morsi trok zich niets aan van de straat en gaf het leger de opdracht voorbereidingen te treffen om de Arabische Republiek Syrië aan te vallen en zo de Syrische Moslimbroederschap te hulp te komen. Dat zou de laatste druppel worden.

Op 3 juli 2013, net toen de kantoren in Washington sloten voor het lange weekend van de nationale feestdag, pleegde het leger een staatsgreep. Mohamed Morsi wordt gevangen gezet, terwijl de straten veranderen in een slagveld tussen de Broederschap en hun families aan de ene kant en de ordetroepen aan de andere kant.

13- De oorlog tegen Syrië

Er wordt gezegd dat “in de politiek beloften alleen bindend zijn voor wie erin gelooft”. Een maand na de Conferentie van Genève en de ondertekening van het vredesakkoord, en enkele dagen na de Conferentie van de “Vrienden van Syrië” in Parijs, wordt opnieuw toestemming gegeven voor oorlog. Het zal geen NAVO-actie zijn, bijgestaan door haar jihadistische hulptroepen, maar slechts een jihadistische aanval, bijgestaan door de NAVO. Zijn codenaam: “Damascus Vulkaan en Aardbeving Syrië

Een leger van 40.000 man, getraind in Jordanië, stak de grens over en trok op naar de Syrische hoofdstad, op hetzelfde moment dat een terroristische bomaanslag de top van de Syrische leiders doodde tijdens een vergadering van de Nationale Veiligheidsraad. Tot op heden is het niet duidelijk of een zelfmoordterrorist een bom in de kroonluchter van de zaal heeft geplaatst, dan wel of een drone een raket op het gebouw heeft afgevuurd. Het leger en de inlichtingendiensten verloren hun commandanten bij de aanslag.

De jihadisten waren huurlingen die waren gerekruteerd onder de armen van de moslimwereld. Velen van hen spraken geen Arabisch en hadden slechts één week militaire training gehad. Sommigen van hen geloofden dat zij tegen Israëli’s vochten. Na aanzienlijke verliezen te hebben geleden, trokken zij zich terug.

In de lange oorlog die volgde, probeerde het Syrische Arabische Leger de bevolkingscentra te verdedigen tegen de jihadisten, die het leven in de uitgestrekte woestijnvlakten onmogelijk probeerden te maken. Zij genoten van een oneindige toevoer van versterkingen. Elke maand arriveerden nieuwe strijders om de doden en deserteurs te vervangen. Alle kleine criminelen van de moslimwereld kwamen hun geluk beproeven voor een paar honderd dollar per maand. Rekruteringscentra werden openlijk geopend in landen als Tunesië en Afghanistan, en meer discreet in landen als Marokko en Pakistan. Het sterftecijfer van deze legionairs was echter extreem hoog.

In juli 2013 werden volgens Interpol in negen staten enkele zeer geraffineerde ontsnappingsoperaties uitgevoerd om de islamistische leiders te bevrijden en over te brengen naar Syrië. Bijvoorbeeld:
- Op 23 juli ontsnapten tussen 500 en 1.000 gevangenen uit de gevangenissen in Taj en Abu Ghraib (Irak).
- Op 27 juli ontsnapten 1.117 gevangenen uit de Kouafia-gevangenis in het district Benghazi (Libië) door een oproer binnen de gevangenis in combinatie met een aanval van buitenaf.
- In de nacht van 29 op 30 juli zijn 243 Taliban ontsnapt uit de gevangenis in Dera Ismail Khan in de Pakistaanse stamgebieden.

Het Syrische Arabische Leger verbrandt het merendeel van de lichamen van de strijders, maar bewaart de lichamen die het weet te identificeren. Ze worden teruggestuurd naar hun families. Verscheidene staten hebben op discrete wijze repatriëringskanalen opgezet, bijvoorbeeld Algerije met de Abdelkader-stichting. Het Syrische Arabische Leger houdt echter nog steeds meer dan 30.000 geïdentificeerde maar niet opgeëiste lijken vast.

De westerse staten die aanvankelijk Special Forces naar de regio stuurden en deze rekruteerden onder hun soldaten met een dubbele nationaliteit, meestal moslims uit de Maghreb, organiseren nu hun eigen kanalen voor de rekrutering van jihadisten. In Frankrijk bijvoorbeeld is een netwerk opgezet in de gevangenissen, met salafistische moskeeën. Deze paar duizend personen werden toegevoegd aan de tienduizenden uit het “Grotere Midden-Oosten”. Hoewel we niet met zekerheid weten hoeveel mensen aan de oorlog hebben deelgenomen, wordt het totale aantal jihadisten dat in Syrië en Irak vecht, zowel autochtonen als buitenlanders, sinds 2011 geschat op meer dan 350.000. Dat is meer dan eender welk regulier leger van de Europese Unie, en twee keer zoveel als het Syrische Arabische Leger.

Op de Saoedische televisiezender al-Safa roept de Syrische sjeik Adnan Al-Arour op tot het afslachten van de Alaouieten. Hij zou de religieuze referentie worden van het Vrije Syrische Leger (FSA).

De ideologische eenheid van de jihadisten werd gewaarborgd door het “spirituele hoofd van het Vrije Syrische Leger”, sjeik Adnan al-Aroor. Deze kleurrijke persoonlijkheid wist met zijn wekelijkse tv-programma een groot publiek te bereiken. Hij wakkerde de gemoederen aan door op te roepen tot de omverwerping van de tiran en steunde een paternalistische, autoritaire visie op de samenleving. Naarmate de tijd verstreek, neigde hij steeds meer naar sektarische oproepen tot het afslachten van christenen en Alawieten. Als onderofficier bij het Syrisch-Arabische leger werd hij ooit gearresteerd wegens verkrachting van jonge rekruten. Daarna vluchtte hij naar Saoedi-Arabië, waar hij sjeik in dienst van Allah werd.

Bijeenkomst in de Nationale Veiligheidsraad van de VS, 13 juni 2013 in het Witte Huis. Gayle Smith (tweede van rechts) en broeder Rashad Hussain (vierde van links) worden herkend. Nationaal Veiligheidsadviseur Tom Donilon was ook aanwezig op deze bijeenkomst, maar staat niet op de foto. Het belangrijkste is dat de vertegenwoordiger van de Moslimbroederschap en plaatsvervanger van Youssef al-Qaradawi, sjeik Abdullah Bin Bayyah (tweede links met tulband), kan worden herkend.

De jihadisten kregen meestal basiswapens en konden beschikken over een onbeperkte voorraad munitie. Zij waren georganiseerd in katibas of brigades, kleine eenheden van een paar honderd man, waarvan de commandanten ultramoderne uitrusting ontvingen, met name draagbare communicatiekits die live satellietbeelden doorgaven van de bewegingen van het Syrische Arabische Leger. Zij vochten dus een asymmetrische oorlog tegen het Syrisch Arabisch Leger, dat zeker beter opgeleid was, maar waarvan de wapens dateerden van vóór 2005, en dat geen toegang had tot satellietbeelden.

In tegenstelling tot het Syrisch Arabisch Leger, waarvan alle eenheden gecoördineerd waren en onder het gezag van president Bashar al-Assad stonden, voerden de jihadistische katibas voortdurend onderlinge schermutselingen uit, zoals op alle slagvelden waar rivaliserende “krijgsheren” om superioriteit streden. Alle facties ontvingen echter versterkingen, wapens, munitie en inlichtingen van één centraal commando, waaraan zij dus verplicht waren te gehoorzamen. Maar de Verenigde Staten hadden grote moeite om dit systeem te laten werken, omdat veel van de deelnemers hun operaties voor de andere bondgenoten verborgen probeerden te houden – bijvoorbeeld de Fransen in het geheim voor de Britten, of de Qataris ten koste van de Saoedi’s.

Zodra een gebied door het Syrisch Arabisch Leger is ontruimd, gaan de jihadisten die het bezetten ondergronds. Ze bouwen tunnels en bunkers. De Saoedi’s hadden de miljardair Osama Bin Laden naar Afghanistan gestuurd omdat hij een specialist was in openbare werken. Hij had toezicht gehouden op de bouw van tunnels in de bergen – of beter gezegd op de verbreding van ondergrondse rivieren. Deze keer komen de civiele ingenieurs van de NAVO om toezicht te houden op de bouw van enorme verdedigingslinies.

Topfoto: Ondanks 40.000 toegewijde mannen slaagde de Moslim Broederschap er niet in de Syrische hoofdstad in te nemen. In plaats van de “bevrijders” te verwelkomen, verzette de bevolking zich en werd de operatie een mislukking.

(Wordt vervolgd …)

Thierry Meyssan


Dit boek is o.a. beschikbaar in gedrukte vorm in het Engels, Frans, Italiaans, Spaans. Ook in Ebook formaat voor de Turkse taal.


[1] “Lebanese MP directing arms traffic to Syria”, Translation Pete Kimberley, Voltaire Network, 13 December 2012.

[2] Global Mufti: The Phenomenon of Yusuf Al-Qaradawi, Bettina Graf & Jakob Skovgaard-Petersen, Hurst (1999); Hamas and Ideology. Sheikh Yūsuf al-Qaraḍāwī on the Jews, Zionism and Israel, Shaul Bartal and Nesya Rubinstein-Shemer, Routledge (2018).

[3] “Egypt Presidential Elections Fraud In Favor Of Mohamed Morsi”, Voltaire Network, 20 June 2012.