Bron: Lucas Catherine dewereldmorgen.be 18 mei 2021 ~~~
In zijn boek ‘Palestina – Geschiedenis van een Kolonisatie’, verschenen in 2002 met derde herziene druk in 2017 legt Lucas Catherine uit waarom de fameuze Balfour Declaration van 1917 nog steeds zijn stempel drukt op Palestina. In essentie kwam die verklaring hier op neer: een machtig westers politicus die een volk (Joden) kwijt wou, schonk hen een land (Palestina) dat niet van hem was zonder rekening te houden met het volk (Palestijnen) dat er al woonde. Zo ging dat toen … tot vandaag.
100 jaar Balfourverklaring
De Groote Oorlog begon in 1914 en eindigde in 1918 met een wapenstilstand. Of toch niet? Betekende 11 november echt het einde van de Eerste Wereldoorlog, of duurt die onder een ander vorm nog altijd voort?
Een op het eerste zicht niet voor de hand liggende vraag. Toch is de vraag allesbehalve retorisch als je weet dat na die wapenstilstand het Ottomaanse Rijk in puin lag en westerse machten de brokken onder elkaar verdeelden.
Zo moesten in de naweeën van de Eerste Wereldoorlog de Turken een eigen Turkse staat uitbouwen en ontstonden Libanon, Syrië en Irak, net als Qatar en Saoedi-Arabië, landen die sindsdien vooral autoritaire regimes en oorlog hebben gekend. En dan is er nog Palestina en de kolonisatie van dat land door Joodse Oost-Europeanen.
Inzicht in die tot op de dag van vandaag voortdurende conflicten verkrijg je door de in alle opzichten centraal staande Palestijnse kwestie door een historische bril te bekijken.
Op 2 november 1917 – de wapenstilstand van de Groote Oorlog is dan zelfs nog niet officieel afgekondigd – verklaart de Britse minister van Buitenlandse Zaken Lord Balfour dat Groot-Brittannië de kolonisatie van Palestina door Europese Joden zal steunen. Het is honderd jaar geleden, maar Palestina is nu nog altijd het middelpunt van al wat revolteert of ontploft in het Midden-Oosten.
Die Balfourverklaring is een vreemd document en dit om verschillende redenen. Om te beginnen deed Balfour zijn belofte in 1917, terwijl Groot-Brittannië officieel pas in 1922 van de Volkenbond[1] een bestuursmandaat over Palestina zou verwerven. Bovendien richtte hij zijn verklaring aan Lord Walter Rothschild, die een niet-zionistisch verleden had.
Maar Rothschild moest als boodschapper fungeren: ‘bring to the knowledge of the Zionist Federation’, schrijft Balfour in zijn Verklaring. De voorzitter van de Zionistische Federatie was de Britse Jood Chaim Weizmann. Hij was dus de ware bestemmeling van de Verklaring.
Naar de Palestijnse bevolking verwijst de Verklaring slechts in bedenkelijke termen: ‘the existing non-jewish communities in Palestine’. Nochtans was Palestina in 1917 een Arabisch land, met een heel kleine minderheid van overwegend om religieuze redenen geïmmigreerde Europese Joden. Palestina telde net voor de Eerste Wereldoorlog 754.275 inwoners, van wie slechts zeven procent Joods was.
Tot de Britse verovering van Palestina tijdens de Eerste Wereldoorlog was het land onderdeel van het Ottomaanse Rijk. De Balfourverklaring moet dan ook gezien worden in de politieke context van de Groote Oorlog en het antisemitisme in Europa.
De Groote Oorlog
In de lente van 1916 kwamen de geallieerden voor het eerst bijeen om te bespreken hoe ze het Ottomaanse Rijk na zijn nederlaag in de Groote Oorlog zouden opdelen. Na enkele vergaderingen en het uitwisselen van diplomatieke nota’s werden de akkoorden opgesteld door de Britse diplomaat Mark Sykes, zijn Franse collega Georges Picot en de tsaristische minister van Buitenlandse Zaken Sergei Sazonov. Officieel heette dat toen The Anglo-Franco-Russian Agreement (April-May 1916).
Waarom Sazonov tegenwoordig vergeten is, wordt direct duidelijk. De drie besloten de buit als volgt te verdelen: Frankrijk zou het grootste deel van Syrië krijgen, een deel van Zuid-Anatolië en Mosoel in Noord-Irak. Het grootste deel van Irak zou naar Engeland gaan, net als Jordanië en de Naqabwoestijn (de Negeb) in Palestina.
Rusland zou Oost-Anatolië annexeren (het grensgebied langs de Russisch-Turkse grens) en verder Istanbul, de Bosporus, de Dardanellen en Armenië. Omdat het Russisch Rijk kloosters en scholen bezat in Nazareth, Nabloes, Hebron en Jeruzalem claimde de tsaar ook Palestina. Maar dat stonden de Britten niet toe. Daarom zou Palestina internationaal gebied worden, maar met Russische invloed.
Maar toen kwam de Russische Revolutie. De bolsjewieken zagen om evidente ideologische redenen af van nieuw koloniaal gebied. Meer nog, ze maakten de akkoorden publiek en de kaart moest hertekend worden tot wat we nu kennen als Syrië, Irak, Libanon, Israël en Jordanië. In het Arabisch heette heel dit gebied eeuwenlang Sham.
De Islamitische Staat (IS) wilde die grenzen wegvegen. Een van hun eerste propagandafilmpjes (in 2014) was het symbolisch wegbulldozeren van de grens tussen Syrië en Irak. Vóór die mediagenieke actie van IS waren de namen van Sykes en Picot bij het grote publiek even onbekend als die van Sazonov.
Nadat Sovjet-Rusland zich uit de imperialistische deal had teruggetrokken, werd nog even overwogen om het gebied rond Jeruzalem en het grootste deel van Palestina Belgisch te maken, maar de Britten hadden onder generaal Allenby de facto het gebied veroverd en het werd Brits.
De antisemiet Lord Balfour speelde daarbij een grote rol. In 1905 had hij als eerste minister de Aliens Act laten goedkeuren. Die wet was vooral gericht tegen de toevloed van Oost-Europese Joden in Engeland als gevolg van pogroms in hun Oost-Europese thuislanden. Met de Aliens Act wilde hij al die vluchtelingen buiten Groot-Brittannië houden.
Balfour verklaarde in het Britse Lagerhuis onder meer: ‘Er is het land een immens ongeluk overkomen door deze immigratiegolf die vooral uit Joden bestaat.’ En: ‘Zij blijven een volk dat zich apart houdt. Ze belijden niet alleen een andere religie dan de overgrote meerderheid van onze landgenoten, maar huwen ook alleen maar onder elkaar.’ Waarop het Zevende Zionistisch Congres Balfour uitriep tot ‘een openlijke antisemiet en vijand van heel het Joodse volk’.
In 1917 werd Lord Balfour minister van Buitenlandse Zaken en zal hij de zionisten Britse hulp aanbieden bij hun kolonisatie van Palestina. Er was al lang sprake van een officiële Britse steunverklaring voor de zionisten. Het gepaste moment deed zich voor nadat Rusland was uitgeschakeld door de Oktoberrevolutie en zijn invloed over Palestina liet vallen.
Balfour kon dus gerust zijn dat zijn beruchte verklaring van 2 november niet op Russische weerstand zou botsen. De Oost-Europese Joden konden hun project om Palestina te koloniseren verder uitwerken onder Britse bescherming. Daarbij speelden voor de Britten nog andere belangen mee dan enkel het ‘wegwerken van ongenode Joden uit Oost-Europa’.
Engeland zag in de zionisten ‘een zelfgeorganiseerde groep Europese kolonisten die daar onder Britse bescherming het land konden bezetten’, zoals Balfours voorganger Lord Chamberlain het formuleerde, en die de strategische route naar India en de olietoevoer uit Noord-Irak via het Suezkanaal mee konden bewaken.
Wie waren de zionisten?
Deze politieke beweging onder vooral Oost-Europese Joden was toen een marginale beweging. De meeste Joden waren toen nog religieus en waren vanuit hun religie tegen het zionisme gekant. Een eventuele terugkeer naar Palestina moest via de Messias gebeuren, niet via politici die konkelfoesden aan Europese koninklijke hoven.
In Groot-Brittannië was Chaim Weizmann de leider van de zionisten. Hij was een Russische Jood die naar Groot-Brittannië was geëmigreerd. Als docent biochemie aan de universiteit van Manchester vond hij een nieuw en makkelijk procédé uit om aceton te distilleren. Aceton was nodig voor de productie van obussen en bommen en dankzij hem kon Groot-Brittannië de productie ervan opdrijven tijdens de oorlog.
Weizmann had Lord Balfour in 1911 in zijn lab leren kennen toen hij voor het ministerie van Oorlog werkte. Zelf schrijft Weizmann: ‘Ik werkte toen voor de Admiraliteit en Lord Balfour was de verantwoordelijke minister. (…) Toen ik zijn kantoor betrad, waren zijn eerste woorden: “Weet u, dokter Weizmann, als de Geallieerden de oorlog winnen, zal u allicht toch nog uw Jeruzalem kunnen krijgen.”’
Meer nog, Weizmann schrijft ook: ‘Omdat ik de onderhandelingen met de regering mee mocht voeren, weet ik goed in welke geest de Balfourverklaring ons is gegeven.’ Weizmann was de grote lobbyist achter de Balfourverklaring. Hij gebruikte daarbij de invloed van de familie Rotschild. Vandaar Balfours aanhef ‘Dear Lord Rothschild’.
Wie waren de Rothschilds?
De Rothschilds waren grootfinanciers die in heel Europa opereerden, zowel in Frankrijk en Groot-Brittannië als in ons land. Zo hadden ze bij de stichting van België Leopold I de nodige financiële ruggengraat bezorgd. En hun Belgische vertegenwoordiger, baron Lambert, die getrouwd was met barones Zoé de Rothschild, had Leopold II zijn Congodroom mee helpen financieren.
Oorspronkelijk waren de Rothschilds geen zionisten. Ze koloniseerden wel in Palestina, maar dat deden ze ook in Algerije, waar ze in de wijnbouw zaten. In Frankrijk kochten ze prestigieuze domeinen op als Mouton of Lafitte, maar de massaproductie van goedkope tafelwijn gebeurde in Algerije.
Palestina speelde ook zo’n rol. In 1890 engageerden zij in hun Palestijnse kolonies een maître de chai uit Bordeaux en in 1897 stichten zij de Kommandit Gesellschaft Karmel met hoofdzetel in Warschau en bijhuizen in onder meer Wenen en New York. Voor hun Palestijnse wijn mikten zij op Joodse klanten, hun wijn was immers koosjer.
Net voor de Eerste Wereldoorlog bezaten zij 24 kolonies in Palestina. Daar werkten hoofdzakelijk goedkope Palestijnse arbeiders, tot grote ergernis van de kleine groep zionisten die toen al in Palestina woonde.
De belangrijkste kolonie, gesticht op grond van het Palestijnse dorp Tantura, was Zichron Ya’acob, Hebreeuws voor ‘gedachtenis aan Jakob’. Het gaat hier niet om de Bijbelse Jakob, maar om Jacob (James) Rothschild, de vader van Edmund Rotschild, de man die de kolonisatie in Palestina dirigeerde.
Maar het is nog een ander familielid, baron Walter de Rothschild, aan wie de Balfourverklaring is gericht. Iedereen wist echter dat de Verklaring in de praktijk gericht was aan zionistenleider Chaim Weizmann. Die had zo zijn eigen ideeën over samenleven met Palestijnen: ‘… het is een gevecht tussen een Jood en een geit. Als je geiten wilt hoeden op plaatsen waar je bloeiende sinaasappelplantages kan hebben, dan is er geen plaats in Palestina …’ De Balfourverklaring diende dus om de nodige ‘ruimte’ voor het zionisme te creëren.
Daar komen de wahabieten!
Er zit nog een ander aspect aan die verklaring. Ze is een schoolvoorbeeld van imperial perfidity. De Britten hadden namelijk aan sjarif Hussein, de emir van Mekka, een groot Arabisch rijk beloofd in ruil voor de Arabische opstand tegen het Ottomaanse Rijk – u weet wel, die opstand die in de Europese verbeelding geleid werd door Lawrence of Arabia.
Hussein zal echter alleen koning worden van de Hijaz, de westkust van het Arabische schiereiland. Toch zal hij jarenlang aandringen op het herzien van de Balfourverklaring om zo de Palestijnen meer rechten te geven. Het zal niet baten en de gevolgen werken tot nu door.
Zoals de Libanees-Egyptische diplomaat George Antonius schrijft in zijn klassiek geworden boek over het Arabisch nationalisme, The Arab Awakening: “Husseins laatste poging was een persoonlijke brief aan premier Ramsay MacDonald, gedateerd 4 augustus 1924, waarin hij nog eens aandrong op het uitvoeren van de beloften gedaan tijdens de oorlog, tijdens de Arabische Revolte. Hij kreeg nooit een antwoord want voor de maand augustus om was vielen de wahabieten de Hijaz binnen en werd hij afgezet.” Die wahabieten brachten de clan van de Saoedi’s aan de macht, die nu nog over Saoedi-Arabië heersen.
Saoedi-Arabië, Syrië, Irak, Palestina: de Groote Oorlog werkt er nog altijd
Lucas Catherine. Palestina – Geschiedenis van een Kolonisatie. EPO, Antwerpen, (2002). Derde herziende druk 2017. 348 pp. ISBN 978 94 N6267 119 5. Deze tekst is pagina 11-16 uit het boek. Lees de recensie hier.
Note:
[1] De Volkenbond (League of Nations) was na de oorlog opgericht in 1919 met ontwapening en oorlogspreventie door collectieve veiligheid als voornaamste doelstelling. De organisatie was geen succes en werd in 1946 formeel ontbonden, nadat in 1945 de Verenigde Naties waren opgericht (nvdr).